is de benaming voor die kunstuitingen in N.W.-Afrika, die in meerdere of mindere mate vrij zijn gebleven van beïnvloeding door de Islam. Vóór de Islam hebben echter sinds voorhistorische tijden verscheidene andere culturen zich tot in N.W.-Afrika doen gelden, en de Berberkunst draagt daar dan ook de duidelijke sporen van.
Daarbij is vooral de invloed uit het oostelijk deel van de Middellandse Zee zeer sterk geweest.Tot de meest typische uitingen van Berberkunst behoort het aardewerk. De ornamentatie is uitsluitend streng rechtlijnig; figuren van mens, dier of plant ontbreken. Kenmerkend zijn verder de vaak gecompliceerde vormen (twee of meer kruikjes door buisjes en versterkingen verbonden e.d.).
Dezelfde stijl van ornamentatie wordt teruggevonden in het vlechtwerk-, daarbij valt bij het mattenvlechten de techniek op om tussen de plantaardige vezels ander materiaal in te vlechten (wol, leer). Ook de tapijten vertonen dit rechtlijnig patroon; echter is vooral hier de invloed uit het Nabije Oosten duidelijk merkbaar (blad-, ranken krulmotieven). In de sieraden valt eveneens een sterke Oosterse invloed op te merken, naast het streng rechtlijnige. Ze zijn meestal in zilver uitgevoerd, versierd met email en met een voorkeur voor gepolijste koraal. Ondanks het vaak grove en plompe kan er een zekere kunstzinnige waarde niet aan worden ontzegd. Deze tak van nijverheid heeft ernstig geleden onder een grote import van Europese namaak.
A. A. GERBRANDS
Lit. Algemeen: Van Gennep, Etudes d’ethnographie algérienne (in Rev. d’ethnogr. et de sociol., 1911); F. Stuhlmann, Ein kulturgesch. Ausflug i. d. Aures; Idem, Die Mazigh-Völker. Aardewerk'.
Maciver and Wilken, Libyan Notes; Myres, Notes on the history of the Kabyle pottery (in Journ. Roy. Anthrop. Inst. 1902). Vlechtwerk: P. Ricard, Nattes berbères de FAfrique du Nord (in Hespéris dl V).
Tapijten: P. Ricard, Corpus des tapis marocains. Sieraden: P. Eudel, L’Orfèvrerie algérienne et tunisienne. Verder artt. in tijdschr. Hespéris (voortzetting van Archives des Berbères).