Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Beraad

betekenis & definitie

is een term uit het erfrecht*. De aanvaarding van een erfenis brengt een algehele vermenging mede van de boedel des erflaters met die van zijn erfgenaam.

De baten behoren aan dezen, maar ook rusten op hem de schulden en verlichtingen des erflaters, ook zelfs waar deze die aten mochten te boven gaan. De erfgenaam behoeft evenwel de nalatenschap niet te aanvaarden. Hij kan de erfenis verwerpen, in welk geval hij bevrijd is van de aansprakelijkheid voor de schulden van den erflater. Tussen deze beide, aanvaarding of verwerping, staat hem nog een tussenweg open: hij kan de nalatenschap aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving, waardoor hij tot voldoening van de schulden niet verder gehouden is dan tot het bedrag van de baten.De erfgenaam kan nu het doen van deze keuze uitstellen door gebruik te maken van het recht van beraad, hem door de wet toegekend, opdat hij met kennis van zaken kunne kiezen tussen verwerping, aanvaarding of aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De Nederlandse wetgever heeft hierbij gehandeld in navolging van het Romeinse recht (spatium deliberandï), van het Oudhollandse en van het Franse recht, die evenals andere wetgevingen het voorrecht van boedelbeschrijving voor de juiste waarneming van zijn belangen voor den erfgenaam niet genoegzaam oordelen. „Alle personen, aan welke een erfenis is opgekomen”, zegt art. 1070 van het Burgerlijk Wetboek, „en die verkiezen mochten om de gesteldheid der nalatenschap te onderzoeken, ten einde te kunnen beoordeelen, of het van hun belang is dezelve, hetzij zuiver, hetzij onder het voorrecht van boedelbeschrijving, te aanvaarden ol wel te verwerpen, zullen het recht hebben om zich te beraden, en daarvan een verklaring moeten afleggen ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de erfenis is opengevallen, zullende die verklaring in het daartoe bestemde register worden ingeschreven”. De wet geeft geen termijn binnen welke na het openvallen van de erfenis, deze verklaring moet zijn afgelegd. Men behoudt het recht tot aflegging der verldaring, zolang men niet heeft verworpen of aanvaard; ook zelfs nadat men ter zake der erfenis in rechten betrokken is. Juist een dagvaarding door een schuldeiser der nalatenschap zal dikwijls aanleiding zijn, dat de verklaring van beraad wordt afgelegd ; immers wordt de tot de erfenis geroepene door een schuldeiser aangesproken, dan is hij verplicht zich uit te laten, of hij aanvaardt, dan wel verwerpt, of in termen van beraad verkeert. In het laatste geval wordt het geding geschorst, totdat de termijn van beraad voorbij is.

Na de verklaring heeft de erfgenaam nl. een termijn van vier maanden, om zich te beraden en zich op de hoogte van de staat des boedels te brengen, welke tijd, uit hoofde van dringende redenen, op zijn verzoek door den rechter kan verlengd worden. Door welke middelen hij zich van het voor- of nadelige ener aanvaarding wil overtuigen, staat geheel aan hem; geen boedelbeschrijving of enige andere daad of formaliteit is hem opgelegd. Maar hij kan intussen door niemand, door geen schuldeiser, noch legataris, gedwongen worden, om in de hoedanigheid van erfgenaam te handelen; dezen kunnen hem wel in rechten aanspreken, maar geen veroordeling tegen hem kan volgen, doordien het tegenwerpen van de exceptie van beraad dat belet, en geen vonnis, tegen den erflater uitgesproken, kan tegen hem worden ten uitvoer gelegd. Het bezit des boedels heeft hij intussen als erfgenaam; daarom moet hij die als een goed huisvader beheren en kan hij door verlof van den rechter gemachtigd worden, om voorwerpen te verkopen, welke niet behoeven of niet kunnen worden bewaard, of om andere daden, die geen uitstel kunnen lijden, maar op zichzelf de grenzen van beheer te buiten gaan, te verrichten.

Na verloop van de termijn volgt in den regel de aanvaarding —- die dan ook nog, óf zuiver óf onder voorrecht van boedelbeschrijving kan zijn — of de verwerping; zo nodig kan iedere belanghebbende dan de erfgenaam dagvaarden.

Lit.: Asser-Meijers, Erfrecht (1941) blz. 252-253.

In BELGIË wordt, overeenkomstig de art. 793 en volgende van het Burg. Wetboek, vereist, dat, telkenmale een erfgenaam een nalatenschap wenst te aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving, deze een verklaring doet die moet voorafgegaan of gevolgd worden door een inventaris van de goederen der nalatenschap (art. 794 B.W.). Deze inventaris dient opgemaakt te worden binnen de drie maanden te rekenen van de dag waarop de erfenis is opengevallen (art. 795, ie al.), en daarbij komen dan nog veertig dagen van eigenlijk beraad om de nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen, welke termijn ingaat met de dag dat de voor het opmaken van de inventaris verleende drie maanden verstreken zijn, of met de dag van het sluiten van de inventaris, indien hij voor de drie maanden afgesloten werd (art. 795, 2e al.) — nochtans kan bij uitzondering, indien tegen den erfgenaam een vervolging wordt ingesteld, een nieuwe termijn aangevraagd worden aan de rechtbank waar het geschil aanhangig is, die zulks kan toestaan indien daartoe gronden bestaan (art. 798).

Geldt het afstand van goederengemeenschap, ontstaan uit hoofde van het wettelijk huwelijkscontract, dat in België het regime van gemeenschap van goederen is, dan moet de overlevende vrouw die het vermogen wil behouden om daarvan gebruik te maken binnen de drie maanden van het overlijden van den man een inventaris opmaken van al de goederen van de gemeenschap ten overstaan van de erfgenamen van den man, of nadat dezen behoorlijk opgeroepen werden (art. 1456, ie al.) ; en worden haar nog veertig dagen beraad toegekend om te beslissen. Besluit ze tot afstand, dan moet deze gedaan worden op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in het arrondissement waar de man zijn woonplaats had (art. 1457, ie al.), maar de weduwe kan evenwel volgens de omstandigheden aan de rechtbank van eerste aanleg een verlenging aanvragen van de termijn om inventaris op te maken (art. 1458), en zij kan haar optierecht uitoefenen zelfs nadat de veertig dagen van beraad verstreken zijn, mits inventaris opgemaakt is geworden (art. 1459) en dat zij niet door een of meer schuldeisers van de gemeenschap tot betaling van haar deel in een schuld van deze laatste gedagvaard wordt. Indien de weduwe echter overlijdt voordat de drie maanden verstreken zijn zonder de inventaris te hebben opgemaakt of voleindigd, dan hebben de erfgenamen, om de inventaris op te maken of te voleindigen, een nieuwe termijn van drie maanden te rekenen van het overlijden van de weduwe af, en, om zich te beraden, een termijn van veertig dagen, te iekenen van het sluiten van de inventaris (art. 1461, ie al.). Indien de weduwe overlijdt nadat ze de inventaris heeft voleindigd, hebben de erfgenamen, om zich te beraden, een nieuwe termijn van veertig dagen, te rekenen van haar overlijden (art. 1461, ae al.).

Wordt de gemeenschap ontbonden door de dood van de vrouw, dan kunnen haar erfgenamen afstand doen van de gemeenschap binnen de termijnen hoger vermeld voor het opmaken van inventaris en voor beraad (art. 1466).

Voor het geval dat de vrouw, die uit de echt of van tafel en bed zou gescheiden zijn, de gemeenschap toch aanvaarden wil, geschiedt het, mits inventaris en beraad binnen de drie maanden en de veertig dagen nadat de echtscheiding of scheiding van tafel en bed definitief is uitgesproken, behoudens aangevraagde verlenging van de termijn (art. 1463).

MR W. DELVA

Lit.: Frère, De l’acceptation d’une succession sous bénéfice d’inventaire en droit français et belge, ainsi qu’en droit comparé (1936); G. Dansavet, Commentaire de la loi du 20 nov. 1896 sur les droits successoraux du conjoint survivant (2 dln, 18971898).

< >