ook wel inventaris genoemd, is een opsomming van de bestanddelen van een boedel. Zij kan zowel het actief als het passief bevatten.
Het opmaken van een inventaris is vaak aanbevelenswaardig en noodzakelijk om de toestand van een boedel op een bepaald tijdstip te leren kennen.Men kan de beschrijving opmaken met of zonder taxatie der waarde van de goederen. De inventarisatie is òf vrijwillig òf volgens de wet verplicht. Naar Nederlands recht is de curator in een faillissement verplicht zo spoedig mogelijk na zijn benoeming over te gaan tot het opmaken van een beschrijving van de failliete boedel (art. 94 en 97 Faillissementswet). Voogden, curators over onder curatele gestelden, executeurs-testamentair, bewindvoerders van aan anderen toebehorende boedels zijn eveneens tot inventarisatie van de aan hun beheer toevertrouwde goederen verplicht (artt. 444, 506, 520, 1027, 1057, 1174 B.W.). De strekking der beschrijving is hier, evenals in andere hier niet genoemde gevallen, om te constateren, wat aan hun beheer is toevertrouwd, terwijl, in verband hiermede, uit hun boekhouding van latere veranderingen in de bestanddelen van de boedel gemakkelijk kan blijken.
De langstlevende echtgenoot is verplicht om, indien er minderjarige kinderen zijn, binnen drie maanden na ontbinding der huwelijksgemeenschap een inventaris op te maken van de tot die gemeenschap behorende goederen (zie voor de gevolgen ingeval van verzuim, artt. 182 en 370 B.W.). Erfgenamen kunnen een beschrijving opmaken van de hun ten deel gevallen nalatenschap; in de regel zullen zij dat ook doen, omdat deze ten grondslag moet liggen aan de scheiding en deling van de boedel (zie: Boedelscheiding). De beschrijving is voor de erfgenamen verplicht, wanneer zij de erfenis aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving (art. 1070 vlgg. B.W.). Zij is dan noodzakelijk, omdat krachtens dit voorrecht de erfgenamen voor de schulden van de erflater niet verder aansprakelijk zijn, dan de baten van de boedel reiken.
Lit.: Klaassen-Eggens, Huwelijksgoederen- en Erfrecht, 6de dr. (1938); A. J. J. G. Begheyn, De inventaris, Wbl. v. Priv. recht no 3857-58.