(privilege of preferentie) is een door de NED. wet aan bepaalde vorderingen verbonden recht, krachtens hetwelk zij, aan wie die vorderingen toekomen (zgn. bevoorrechte of preferente schuldeisers), boven anderen (concurrente schuldeisers) bij voorrang bevoegd zijn hun inschuld te verhalen op de opbrengst van een bepaald goed of van alle goederen van de schuldenaar (art. 1180, 1185-1195 NED. Burgerlijk Wetboek).
Door overeenkomst kunnen geen privileges in deze zin worden geschapen. Dit houdt verband met het in het beginsel ontbreken van zakelijk karakter bij de voorrechten in tegenstelling tot pand (z pandrecht) en hypotheek, die meestal boven privilege gaan.De voornaamste geprivilegieerde vorderingen zijn die van de verhuurder voor verschuldigde huurpenningen, van de verkoper voor de nog onbetaalde koopprijs van roerende goederen, welke vordering vóór andere uit de opbrengst dier goederen moet worden voldaan, die van de werkman voor de kosten van bearbeiding ener zaak en die van herbergiers voor leveranties aan hun gasten. Hiernaast moeten nog genoemd worden de preferente vorderingen, die bevoorrecht zijn op alle goederen van de schuldenaar (vorderingen van de fiscus, de begrafeniskosten, de kosten van de laatste ziekte, het loon van arbeiders over het verschenen en het lopende jaar en de schuldvorderingen wegens levering van levensmiddelen, gedaan aan de schuldenaar en zijn huisgezin gedurende de laatste zes maanden e.a.).
De onderscheiding tussen preferente en concurrente vorderingen heeft natuurlijk practisch belang alleen voor het geval, dat de schuldenaar niet in staat is zijn schulden ten volle te betalen, dus in de eerste plaats bij faillissement, maar ook bij aanvaarding van een erfenis onder voorrecht van boedelbeschrijving en in enkele andere gevallen.
De BELGISCHE Hypotheekwet van 16 Dec. 1851 deelt de voorrechten in drie groepen in: a. de voorrechten die terzelfder tijd op roerende en onroerende goederen slaan (art. 17); b. de voorrechten die op al de roerende goederen van de schuldenaar of enkel op bepaalde goederen gevestigd zijn (art. 17, 19, 20); c. de voorrechten die onroerende goederen tot voorwerp hebben en die insgelijks op de onroerende goederen in het algemeen of op zekere bepaalde onroerende goederen van de schuldenaar gevestigd zijn (art. 27).
Een groot aantal voorrechten worden daarenboven in de fiscale wetten, in de sociale wetgeving en in het W.v.K. behandeld. Vooral de fiscale voorrechten zijn heden ten dage buitengewoon talrijk en belangrijk geworden met het gevolg, dat er over het algemeen in de vereffening bij faillissement of kennelijk onvermogen niets meer voor de gewone schuldeisers overblijft. De rangregeling onder de verschillende bevoorrechte schuldeisers is daardoor begrijpelijkerwijze zeer moeilijk en vrij onzeker geworden.
Lit.: A. Kluyskens, Voorrechten en Hypotheken (2de dr., 1951).