is iemands gehele vermogen, met alle daartoe behorende rechten en verplichtingen, in het bijzonder het vermogen, dat iemand bij zijn dood nalaat, de nalatenschap.
Boedelafscheiding
is een maatregel ten gevolge waarvan aan de schuldeisers van de erflater, alsmede aan de legatarissen, een bevoorrechte positie wordt verschaft op de nalatenschap, boven de schuldeisers van de erfgenaam. Het doel hiervan is te voorkomen, dat, indien een vermogende erflater een berooide erfgenaam heeft, door de samensmelting van het vermogen van de erflater met dat van de erfgenaam de schuldeisers van de erflater een insolvente schuldenaar krijgen in plaats van de solvente. In het Romeinse recht kon daartoe iedere schuldeiser en iedere legataris aan de praetor binnen vijf jaar separatio bonorum vragen, zodat bij de verkoop der nalatenschapsgoederen (bonorum venditio) de nalatenschap werd afgescheiden en buiten het bereik van de crediteuren van de erfgenaam gebracht, zolang de schuldeisers der nalatenschap met bevredigd waren. Langs het oud-Franse recht en de Code Givil kwam deze maatregel in het Ned. recht (zie artt. 1153-1156 B.W.); hij wordt zelden in de practijk toegepast.
Omgekeerd is het geval mogelijk dat een solvabele debiteur een nalatenschap verkrijgt, die meer schulden dan baten heeft, zodat zijn crediteuren moeten concurreren met de nalatenschapscrediteuren op het vermogen van de erfgenaam, die nu insolvent geworden is. Hiertegen bestond in het Romeinse recht geen maatregel en in de Ned. wet evenmin (art. 1157 B.W.); men neemt aan dat ieders eigenbelang hiertegen voldoende waakt.
PROF. MR H. R. HOETINK
Lit.: Asser-Meyers, Erfrecht, 4de dr. (1941), blz. 284-292.
Naar Belgisch recht wordt onder scheiding of afscheiding van de boedel verstaan een wettelijk voordeel waardoor de schuldeisers van een overledene en de legatarissen van geldsommen kunnen bereiken, dat de boedel van de overledene niet vermengd wordt met de boedel van de erfgenaam. Aldus zullen deze schuldeisers betaling van hun schuldvordering bekomen op de goederen van de nalatenschap, bij voorkeur boven de persoonlijke schuldeisers van de erfgenaam. Het recht om de afscheiding van de boedel te vorderen wordt aan de schuldeisers gegeven door art. 878 B.W. Zoals blijkt uit art. 39 van de Hypotheekwet, wordt hetzelfde recht ook gegeven aan de legatarissen van geldsommen. De afscheiding van de boedel moet aangevraagd worden aan de rechtbank. Al de goederen, zo roerende als onroerende, kunnen voor de betaling worden voorbehouden.
Aangestipt moge nochtans worden dat de goederen, welke als gevolg van een inbreng of van een vermindering in de nalatenschap terugkeren, buiten bereik blijven van de schuldeisers der nalatenschap, indien deze onder voorrecht van boedelbeschrijving werd aanvaard. Ten aanzien van de roerende goederen, kan de boedelafscheiding niet meer gevorderd worden, na verloop van drie jaar. Wat betreft de onroerende goederen, zal door middel van een inschrijving het recht van boedelafscheiding kunnen bewaard worden. Deze inschrijving wordt genomen binnen een termijn van zes maanden sedert het overlijden. Dienovereenkomstig verklaart art. 39 van de Hypotheekwet, dat geen hypotheek op de goederen van een overledene door de erfgenamen kan worden toegestaan, of geen vervreemding, binnen de aangeduide termijn van zes maanden, ten nadele van degenen, die het recht hebben om de afscheiding van de boedel te vorderen.
PROF. DR F. VAN GOETHEM
Lit.: A. Kluyskens, De erfenissen, 3de dr. (Antwerpen 1944), blz. 298 en v., Afscheiding der boedels; F. van Goethem, De erfenissen (Leuven 1946), blz. 99 en v., Over de Afscheiding van de Boedels; H. de Page-R. Dekkers, Traité élémentaire de Droit civil beige, T. IX, Les successions (Bruxelles 1946), blz. 688 en v., De la séparation des patrimoines.