Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Benito MUSSOLINI

betekenis & definitie

Italiaans fascistisch staatsman (Varano di Costa, een gehucht van Dovia di Predappio, Romagna, 29 Juli 1883 Como 29 Apr. 1945), was de zoon van een dorpssmid Alessandro Mussolini en diens echtgenote Rosa Maltoni, een onderwijzeres, op welke eenvoudige afkomst hij zich gaarne beroemde, ofschoon hij in zijn autobiografie veelvuldig wijst op voorname figuren van zijn voorgeslacht.

Zijn vader, die hem de naam Benito schonk, naar de Mexicaanse revolutionnair Benito Juarez , deed hem opgroeien in een revolutionnair socialistisch milieu, terwijl zijn begaafde moeder bij hem de lust tot studie schijnt te hebben aangekweekt. In landelijke omgeving begon zijn ontwikkeling. Hij liep zeer normaal de lagere school af, zette zijn studie voort aan de kostschool te Faenza en werd door zijn moeder ingeleid in de kennis van de overblijfselen van antieke en middeleeuwse cultuur, zoals die gevonden werd aan de oevers van de Adriatische Zee. Tevens ontwikkelde zich zijn technische belangstelling, terwijl hij in de omgeving van zijn vader bekend raakte met de sociale nood der bevolking.

Op de normaalschool te Forlimpopoli ontving hij een opleiding tot onderwijzer, verkreeg zijn bevoegdheid, maar vond ten slotte in de vervulling van dit ambt geen bevrediging. Hij vertrok naar Zwitserland, studeerde in Lausanne onder armoedige omstandigheden economie bij Vilfredo Pareto, werd daarna wegens zijn révolutionnaire gevoelens uit enkele kantons gebannen. Hij vervulde zijn dienstplicht bij de bergsaglieri te Verona, zocht na afloop weer een betrekking bij het onderwijs, en kreeg door zijn contact met de uitgever van de Popolo, Cesare Battista, inzicht in de mogelijkheid van socialistisch gericht nationalisme. Later uit Wenen verwijderd wegens de publicatie van een irredentistisch artikel keerde hij terug naar Forli, werd redacteur van een plaatselijk socialistisch blad en in 1912 kreeg hij de leiding van het socialistisch blad de Avanti, waarin hij niet alleen het socialisme propageerde, maar ook de toepassing van geweld. De practische toepassing daarvan streefde hij na door de ontketening van een socialistische opstand in dc Romagna, waarvoor hij in de moeilijkheden ontstaan na de Italiaans-Turkse oorlog van 1911 voldoende ondergrond meende te vinden.

Het uitbreken van Wereldoorlog I (1914) achterhaalde deze plannen. Door en door Italiaan en overtuigd van de roeping der Latijnse volken, pleitte Mussolini voor een ingrijpen van Italië aan de zijde van de Geallieerden, zulks in strijd met de wensen van zijn partij, die hem deswege dan ook royeerde. Naar men zegt met Frans geld, richtte hij de Popolo d’Italia op en verzette zich daarin zowel tegen het neutraliteitsstreven van de socialisten als tegen het liberale pogen van Giolitti, om zonder oorlog een deel van de Italiaanse wensen te zien bevredigd. Mede met hulp van de dichter Gabriele d’Annunzio wist Mussolini eerst de mening van het volk, daarna de regering om te krijgen. Persoonlijk diende hij na de oorlogsverklaring (1915) aan het front en werd op 22 Febr. 1917 gewond. De zware Italiaanse nederlaag van Gaporetto in 1917 versterkte slechts zijn journalistieke oorlogsijver en dreef hem tot sterker aanvallen op het binnenlands defaitisme; de uitslag van de strijd bij de Piave in 1918 streelde zijn nationaal gevoel.

De uiteindelijke overwinning op Oostenrijk bracht zijn stoutste idealen in vervulling. De daarop volgende vrede van Versailles was daartegenover een onbeschrijfelijke teleurstelling. Het Italiaanse volk, losgebroken van zijn teugels ten gevolge van een zwakke regering en de begrijpelijke oorlogsmoeheid, wenste Mussolini te bundelen in zijn Fasci di Combattimento, een organisatie van hen, die tot de oorlog hadden gedreven en van frontstrijders, die als zinnebeeld aannam de „fascio”, herinnering aan de oude lictorenbundel, het symbool van de tucht (z fascisme). De kring om de Popolo d’Italia gebruikte hij als basis voor zijn beweging. Daarmede bedwong hij door gebruikmaking van geweld verschillende „rode woelingen” en imponeerde hij zowel Nitti als Giolitti, o.a. door zijn coquetteren met de revolutie, waartoe zijn groeiende beweging stellig de mogelijkheid bood. Ondertussen ondersteunde hij D’Annunzio in diens streven Fiume bij Italië te voegen, zulks tegenover de regeringen van Nitti en Giolitti.

Mussolini beweert zelf, dat hij Italië van het bolsjewisme heeft gered. Vechtpartijen waren aan de orde van de dag en eisten aan beide zijden vele doden en gewonden, waarbij de liberalen zich neutraal hielden. In zijn autobiografie gaat Mussolini zeer uitvoerig op dit alles in. Hij gaf het bevel tot algemene mobilisatie van de fascisten, toen z.i. een socialistische staatsgreep dreigde. Terwijl in Rome de ene regeringscrisis op de andere volgde, ging in Noord-Italië de feitelijke macht reeds op de fascisten over, waarna de koning op 31 Oct. 1922 Mussolini naar Rome riep tot vorming van een regering. Terwijl de fascistische troepen moeizaam hun mars naar Rome volbrachten, spoedde Mussolini zelf zich per trein naar de hoofdstad en verkreeg van de vorst de goedkeuring op het voorgestelde bewind. Een défilé van honderdduizend zwarthemden voor de koning werd de uiterlijke bezegeling van het begin van Mussolini’s regiem.

Sindsdien ontwikkelde Mussolini zich vrij geleidelijk tot de werkelijke heerser van Italië. Hij verenigde als duce (leider) in zich allerlei partij- en regeringsfuncties, ontwierp een streng gesloten fascistisch regiem (z fascisme), vernietigde met geweld vele tegenstanders, o.a. de socialist Matteotti (Juni 1924), wat hem vele vijanden bezorgde. Hij prikkelde het nationale gevoel van het Italiaanse volk door allerlei grote werken uit te voeren, o.a. de droogmaking van moerassen, sloot in zijn bouwwerken doelbewust aan bij de antieke wereld, bevorderde op allerlei wijzen de openbare welvaart en de cultuur. Ten slotte ging hij over tot de oorlog met Abessinië (1935), enerzijds als wraak voor de nederlaag van Adoea in 1896 en anderzijds om de grootheid van het herboren Italië te doen uitkomen. Tegenover bijna de gehele Westerse wereld deed hij deze oorlog tot een goed einde brengen. De tegenstand tegen dit bedrijf, o.a. geboden door het Britse Rijk, deed hem van politiek veranderen.

Terwijl hij nog bij de dood van Dollfuss (25 Juli 1934) zich gekeerd had tegen het opdringen van het Derde Rijk naar de Brenner, oriënteerde hij zich thans op Duitsland. Zijn liefde voor de Latiniteit was bekoeld, zijn haat tegen het Britse Rijk groeide met de dag. Dit leidde eerst tot de sluiting van een verbond met Berlijn (1936), ten slotte tot de oorlog aan de zijde van Duitsland. Het geringe succes, zowel te land als ter zee, dat weer grotere inmenging van de Duitse oorlogsleiding met zich bracht, deed Mussolini’s aanzien bij het volk verminderen. De mislukking van de door Mussolini uitgelokte oorlog tegen Griekenland (1940) en van de Afrika-veldtocht, die ten slotte leidde tot de invasie der Geallieerden in Italië zelf (11 Juli 1943), riepen een conflict in het leven met de koning (25 Juli 1943). Mussolini werd uit zijn functies ontslagen, gevangen genomen, maar later bevrijd door Duitse parachutisten (13 Sept. 1943), ontkwam zo naar Noord-Italië en voerde hier weer het bestaan van een revolutionnair. Bij het opdringen van de Geallieerden in het voorjaar van 1945 werd hij door partisanen gegrepen, toen hij in de richting van Zwitserland wilde ontsnappen (28 Juli 1945), snel berecht en smadelijk gedood.

Door zijn familie was Mussolini vast geworteld in het volk. Zijn vrouw donna Rachele Guidi, van eenvoudige afkomst, schonk hem vijf kinderen. Zijn dochter Edda huwde met graaf Galeazzo Ciano (zoon van graaf Constanzo Ciano, vroeger minister van Verkeer), die minister van Buitenlandse Zaken werd. Zijn twee oudste zoons, Vittorio en Bruno, dienden in de oorlog als vlieger. Verder had hij nog een zoon Romano en een dochter Anna-Maria. Zijn broeder Arnaldo was hem opgevolgd aan de Popolo d’Italia; aan hem wijdde Mussolini een levensbeschrijving. Mussolini’s zuster Edvige trok zich na haar huwelijk terug in Premilcuore in Romagna.

In Mussolini vallen op zijn drang naar daden, zijn gevoel voor historische grootheid, zijn nationaal bewustzijn, zijn afkeer van sociaal onrecht, zijn onvervaard gebruikmaken van geweld, zijn geringe waardering van zedelijke maatstaven, zijn betrekkelijke ongevoeligheid voor religieuze motieven.

Gedreven door de overtuiging van de nationale missie van Italië aan de oude wereldzee, als erfgenaam van het antieke Rome, moest hij wel in conflict komen met Duitsland-Oostenrijk, dat zich nog altijd in zijn zuidelijke politiek gedragen wist door de opvolging van de middeleeuwse keizers. Vandaar zijn optreden tegen de Führer van het Derde Rijk, toen de moord op Dollfuss Duitsland tot de Brenner dreigde te brengen (1934). Vandaar ook zijn inmenging in de Spaanse burgeroorlog (1936), waardoor een einde kon worden gemaakt aan een links bewind in het oude Hispania. Vandaar ook zijn aanval op Albanië in 1939 en de oorlog tegen Griekenland in 1940. Vandaar ook het streven zich in Afrika, Abessinië, een kolonie van gewicht te scheppen.

Hierbij beging Mussolini de fout van zijn leven, door niet te aanvaarden dat de oude wereldzee was gaan behoren tot het levensgebied van het Britse Rijk. Toen Engeland tijdens het Abessinische conflict ingreep met het middel van de Volkenbondssancties, besloot Mussolini zijn staatkunde te wijzigen en zich tegen Londen te keren, wat ten slotte heeft geleid tot de as Rome-Berlijn (1938). Dit bracht Italië in dezelfde positie van een Duitse springplank naar het Z. als in de Middeleeuwen. Bovendien werd het voor Engeland aanleiding, Italië als zeemogendheid voor de toekomst uit te schakelen. Van alle irredentistische plannen ten opzichte van Nice, Savoye, Corsica, Tunis, Malta, kwam niets.

Al is van een doorgaande godsdienstige beïnvloeding bij Mussolini weinig te bemerken, van de objectieve betekenis van de religie was hij zeer overtuigd. Vandaar, dat hij in 1929 met de paus door het verdrag van Lateranen vrede kon sluiten en aan het hoofd van de R.K. Kerk een zelfstandig gebied garandeerde en ook in Italië zelf de R.K. Kerk rechten waarborgde. Zijn economische staatkunde beoogde voor alles Italië nationaal sterk te maken. Ook de sociale maatregelen door Mussolini voorgesteld hadden vooral ten doel in een krachtig volk de grootheid van Italië te doen beleven.

Het lag in de lijn van zijn theorie aan de staat een overheersend aandeel te geven. Daardoor overschatte hij, zowel positief als negatief, de betekenis van het staatsoptreden, onderschatte daarbij de rechten van het individu en van de monarchie, zodat hij het onderspit moest delven, toen het verloop van de oorlog de grondslag ontnam aan zijn autoriteit.

Onmiddellijk viel hij toen terug op de oude revolutionnair. Geestelijk werd hij sterk beïnvloed door Sorel en Pareto. In zijn strijd werd Mussolini bijgestaan door zijn broeder Arnaldo. Aanvankelijk was Italo Balbo een sterke steun, vooral door zijn fanatiek strijden voor de fascistische practijk. Maar zijn grote prestaties op het terrein van de luchtvaart schijnen de duce te hebben dwars gezeten, zodat hij ondanks zijn verdiensten vooral als liefhebber van de straatterreur, in eervolle ballingschap naar Libye werd gezonden.

De militairen De Bono en Teruzzi dienden de staatkunde van Mussolini. Maarschalk Badoglio heeft zich altijd enigszins van de duce gedistancieerd. Na de val van Mussolini ging dan ook op hem de macht over. Grandi verdedigde aanvankelijk zijn buitenlandse politiek. In de partijorganisatie trad o.a. als secretaris Starace naar voren. De meesten zijner naaste medewerkers keerden zich in Juli 1943 tegen Mussolini.

PROF. DR L. W. G. SCHOLTEN

Bibl.: La dottrina del fascismo, in: Enciclopedia Italiana XIV (1932), ook afz. verschenen, Duitse vert.: Der Faschismus (München 1933, 5de dr.: Der Geist der Faschismus, ein Quellenbuch, 1943, met bibliografie); Scritti e discorsi, ed. def., 12 dln (Milano 1934—40). Vert.: My autobiography, transl. by R. M. Child (London 1928, weinig betrouwbaar); M.’s Gespräche mit E. Ludwig (Berlin 1932, Ned. vert. 1932, Ital. vert. 1932); Luigi Pinto e G. Vaccaro, Guida alla bibliografia degli scritti su M. (Roma 1942).

Lit. (voornaamste werken): M. Sarfatti, Dux (Milano 1926. offic. en onbetrouwbaar, Ned. vert. d. E. Forest, 1928); L. von Kamechey, II duce, das Leben u. Werke M.’s, aus d. Ung. 093°) 7 H.

Diebow en K. Goeltzer, M., Biographie in 110 Bildern (Berlin 1931); A. Kurella, M. ohne Maske (Berlin 1931); A. Gravelli, Hitler. M. und die Revision. A. d.

Ital. (Berlin 1933); I. de Begnac. Vita di M., 3 dln (1936-40); G. A. Borgese, Goliath: the March of Fascism (1937); G. Ward Price, I know these Dictators (London 1937, over Hitler en M.); G. Megaro, M. in the Making (London 1938, de jonge jaren v.

M.); M. H. H. Macartney, One man alone, M. and the Axis (1944); Gassius (pseud. v. M. Foot), Trial of M. (1945, Ned. vert. d.

Theun de Vries, Het proces-M., 1946); M. v. d. Poll, M. (Helmond 1946); P. Saporiti, Empty Balcony (1947, Ned. vert. 1949); E. Whiskeman, The Rome-Berlin Axis (1949).

< >