(eigenl. Elisabeth Félix), Frans toneelspeelster (Mumpf, Aargau, Zwitserland, 28 Febr. 1821 - Cannet, Var, 3 Jan. 1858), zong als kind van behoeftige Joodse ouders in 1829 met haar zusje op straat en verkocht sinaasappelen in de café’s, werd in 1836 toegelaten tot het Conservatoire, verliet dit na 3 maanden en verbond zich aan het Gymnase, debuteerde in ,,La Vendéenne” en „Le Mariage de raison” zonder succes, verliet dit gezelschap in 1838.
Samson, acteur van de Comédie-Française, nam haar onder zijn hoede, leerde haar, naast lezen en schrijven, de klassieken.Door zijn protectie debuteerde zij in 1838 bij het Théâtre Français als Camille in „Horace”; speelde in 5 maanden tijds 6 verschillende rollen op zulk een voortreffelijke wijze, dat heel Parijs haar lof zong; werd in 1842 sociétaire van de Comédie-Française; ondernam tussen 1840 en 1855 vele en grote tournée’s door geheel Europa, die haar lichamelijk ondermijnden en in conflict brachten met de leiding van de Comédie-Française. Dit noopte haar in 1855 ontslag te nemen om vervolgens over Engeland naar Amerika te vertrekken. Haar laatste voorstelling was in 1855 in Zuid-Carolina met „Adrienne Lecouvreur”. Op Cuba aangekomen moest zij de voorstellingen afzeggen, daar zij physiek was uitgeput.
Rachel was een geboren tragédienne met grote allure. Fleischmann achtte haar geniaal, niet origineel. Voornaamste rollen: Roxane, Maria Stuart, Medea, Phèdre, Adrienne Lecouvreur. Zij trad in 1846, 1847, 1848 ook in Nederland op o.a. met „Jeanne d’Arc” en „Virginie”.
Lit.: R. et la C.F. (Bruxelles 1842); A. van Lee, Coups d’œil sur les représentations de Mlle. Rachel à Amsterdam (Amsterdam 1846); Louis Barthou, R. (Paris 1926); Jules Janin, R. et la tragédie (Paris 1859) ; H. Fleischmann, Rachel intime (1910); James Agate, R. (London 1928); J. Lucas Dubreton, R. (Paris 1936).