Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bedelaar

betekenis & definitie

(in de beeldende kunst). Men kan zeggen, dat sedert in de Westerse beschaving de sociale problemen meer algemeen bewust worden aangevoeld, de bedelaar in de beeldende kunst zijn intrede doet.

Dit begint reeds bij het Hellenisme, waar gewoonlijk de nadruk ligt op het afzichtelijke of komische. Een geheel andere noot brengt met verloop der eeuwen het Christendom in de voorstelling. Aanvankelijk vermijdt men het, de arme voor te stellen. Wellicht hangt de uitbeelding van den armen Lazarus aan het portaal van de abdijkerk te Moissac (tweede helft der i ide eeuw) samen met handschrift-verluchtingen: hij is daar de stille lijder, die later geëerd wordt door in Abraham’s schoot te mogen rusten. Bij de groei van het realisme in de kunst krijgt dan de figuur van den bedelaar die eigenaardige scherpte, welke men zelden aan onwelwillende spotternij, vaker aan rake observatie en goedlachse mentaliteit (gelijk die ook blijkt in vele Mysteriespelen) moet toeschrijven. Meestal is hij mismaakt (kreupel, melaats of blind) en zo komt hij ook in de uitbeeldingen van de Dodendans en de Spreekwoorden-verzamelingen voor (vooral het bij de Nederlanders geliefde, aan Luc. 6,39 ontleende: ,,De blinde leidt den blinde”).

Jeroen Bosch’ bedelaars verzinnebeelden wellicht een aanklacht of de haast overal opduikende gevolgen van het boze in de wereld, ofwel (en soms zeer duidelijk) zijn het enkel spelingen van een reeds bij vroegere miniaturisten werkzame komische fantasie. Breugel schilderde zijn figuren „naer het leven” en zijn „Kreupelen” met vossestaarten op hun rug (Parijs, Louvre) zijn waarschijnlijk niet meer dan de schildering van een Zuidnederlands folkloristisch gebruik op Koppermaandag. In het Italië der late Renaissance en van het Barok is de bedelaar thuis, hij behoort geheel bij het leven, krijgt niet zelden iets schilderachtigs en is veel minder een voorwerp van spot dan de bedelmonnik, aan wiens invloed hij in vroeger dagen ten dele zijn populariteit in de kunst te danken had. Spoedig is hij dan ook het geliefde object van talrijke realistische genre-stukjes, soms met koddige inslag: Callot, Saverij, Teniers, Adr. Brouwer e.a. Rembrandt’s bedelaars hebben iets tragisch, die van Murillo iets ongemeen zonnigs over zich, een verschil van opvatting, dat ongetwijfeld aan verschil van milieu en levensbeschouwing te danken is. Hoe langer hoe meer begint men in de 19de eeuw in den bedelaar de belichaming van een sociaal probleem te zien: men geeft hem als de geslagene (van Gogh, vele Russische schilders) of men heroïseert hem (Laermans) of zoekt door de sjofelheid en afstotelijkheid de uitstraling van Gods kindschap te verzinnelijken (Jonas).Als attribuut komt de bedelaar bij vele heiligen voor, bijzonder sinds de 15de eeuw: zo bij den H. Martinus, Elizabeth, Edmond en Edward den Belijder, koningen van Engeland (vooral in de Engelse kunst), Idoberga (de om haar weldadigheid bekende moeder van de H. Geertruid van Nijvel), Oda en Waldetrudis; soms bij Sint Laurens, als aalmoezen-uitdeler.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Elis. Sudeck, Bettlerdarstell. v. Ende d. 15. Jahrh. bis zu Rembrandt (Strassburg 1931); Lydie Krestovsky, La Laideur dans Tart (Paris 1947).

< >