Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Beatrix

betekenis & definitie

de eerste- en roepnaam, die het Nederlands kroonprinselijk paar, speciaal H.K.H. prinses Juliana, destijds aan de jonggeboren eerste dochter heeft toebedeeld, bedoelde, naar zeggen der prinses zelve, uitdrukking te geven aan het machtig gevoel van dankbaarheid en vreugde, dat deze geboorte op 31 Jan. 1938 in de vorstelijke familie en in geheel het land teweegbracht. Het Latijnse beatus, vrouwelijk beata, betekent „gelukkige”, „gelukzalige”.

Beare wil zeggen: gelukkig maken, beator, hij die gelukkig maakt, beatrix, zij die gelukkig maakt. Grammatisch valt de klemtoon bij de uitspraak op de a; de prinses gaf echter te kennen, het gevestigd spraakgebruik gevolgd te willen zien door de klemtoon te laten vallen op de eerste lettergreep: dus Beatrix.Als toevoeging bij eigennamen komt men „beatrix” nog niet in het klassieke Rome tegen: eerst als kwaIificatief der Christelijke wereld („Maria Beatrix”), en aldus ontwikkelde zij zich tot vrouwelijke eigennaam, buiten Italië haast steeds door tussenkomst van de Italiaanse vervorming Beatrice. Beatrix of Beatrice is trouwens ook in niet-Romaanse landen een geldige en gangbare kalendernaam geworden, reeds wijl hij onder de heiligen van de kalender voorkwam als die ener vrome Romeinse, Beatrix (of Viatrix), die bij de vervolgingen onder keizer Diocletianus (284-305 n. Chr.) met haar medestrijders voor Christus’ leer, Simplicius en Faustinus, de marteldood onderging.

Bij de aangifte der geboorte van het prinsesje ten paleize Soestdijk op 1 Febr. 1938 verklaarde Z.K.H. prins Bernhard de naamkeuze met de woorden „de prinses en Ik willen gaarne de naam een voorteken laten zijn.”

< >