is de naam der ideale geliefde van Italië’s grootsten dichter, Dante* Alighieri. Zoals hij in de Vita nuova vertelt, ontmoette Dante het jonge meisje, dat hij Beatrice (d.i. de gelukkigmakende) noemt, en de liefde tot wie hem tot leidende ster en inspiratie van zijn leven zou worden, voor het eerst, toen zij aan het begin van haar 9de levensjaar, en hij omstreeks het einde van zijn 9de levensjaar stond, d.w.z. in 1274.
De grote liefde vol aanbiddende verering, die hij toen reeds voor haar opvatte, zou hem ook na haar vroegtijdige dood — door hem nog in de Vita nuova geschilderd — blijven bezielen. Aan het slot van dit vroege werkje verklaart hij dan ook, dat hij niet meer over haar zal spreken „tot de dag dat ik op waardiger wijze omtrent haar spreken kan”; hij drukt de hoop uit, „alsnog over haar te zullen schrijven, wat nimmer tevoren omtrent enige vrouw geschreven werd”. Men heeft hierin de aankondiging te zien van het grote gedicht, waarin Dan te haar inderdaad verheerlijkt heeft: de Divina Commedia. Behalve door de plaats, welke hij hierin door Beatrice doet vervullen (draagster der goddelijke openbaring, tegenover Vergilius als drager van de menselijke rede), heeft Dante zijn vrouwideaal ook door tal van heerlijke sonnetten en canzonen onsterfelijk gemaakt. Wanneer Beatrice, zoals gemeenlijk geschiedt, terecht identiek is te beschouwen met Bice (d.i. Beatrice) Portinari, dan was zij de vrouw van den Florentijn Simone de’ Bardi, werd in 1266 geboren en stierf op 8 Juni 1290; de datum 9 Juni is door Dante in de Vita nuova om de getalwaarde van de 9 verzonnen Dante).MR H. VAN DEN BERGH
Lit.: A. d’Ancona, Beatrice, in Scritti danteschi (Firenze 1912); I. del Lungo, Beatrice nella vita e nella poesia del sec. XIII (Milano 1891).