of zoete aardappelen zijn de eetbare wortelknollen van Ipomoea batalas Poir., een tot de fam. der Convolvulaceeën (Windeachtigen) behorende plant, waarvan de herkomst niet geheel zeker is. Volgens sommigen stamt de plant uit Azië, volgens anderen uit Amerika.
Sinds het begin van de 16de eeuw is zij al in Europa bekend, waar ze uit de Ganarische eilanden werd ingevoerd. De plant is éénjarig, heeft een kruipende stengel, die in de knopen spits toelopende, knolvormige zijwortels vormt. De knollen zijn purperrood, geel of gelig wit en zetmeelrijk; ze kunnen aan het boveneinde en ook aan de zijkanten knoppen vormen en worden daarom ook wel eens als stengeldelen opgevat, maar hun endogene ontstaanswijze toont aan, dat het worteldelen zijn. De bladeren staan verspreid, zijn hartvormig, min of meer gelobd, 5-15 cm lang en hebben geen steunblaadjes; in de bladoksels staan de bloemen in 3-veelbloemige bijschermen met een 10-15 cm lange steel; deze hebben een 4-4} cm lange, vergroeide, trechtervormige kroon, die in de knop gevouwen is; er zijn 5 meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met 2 of 4 hokjes, waarin per hok 1 of 2 zaadknoppen zitten. In de knollen komt, evenals in de rest van de plant, melksap voor en vooral in de schors nogal wat looistof. Bovendien komen in de knollen suiker- of slijmbevattende cellen voor.
Cultuur van de bataten kan alleen daar plaats vinden, waar het klimaat warm is; het cultuurgebied valt ongeveer samen met dat van de rijst. Op Java neemt de cultuur onder de voedingsgewassen de vierde plaats in (rijst, maïs, cassave of maniok, bataten). De plant stelt aan de bodem geen bijzonder hoge eisen; de groeiperiode duurt 4-5 maanden. Men teelt de plant voort met behulp van de knollen of met jonge spruiten of stengelstukken. De knollen worden geoogst, als het loof gaat verwelken; ze zijn niet lang houdbaar en moeten na behoorlijk drogen in droge, luchtige en schone ruimten worden opgeslagen, liefst vorstvrij. Men verpakt ze meestal in kratten.
De knollen hebben een gewicht van 1 J kg, bij sommige var. tot 5 kg. Per ha krijgt men een oogst van 13 000-15 000 kg. In de tropen bevatten ze 15-34 Pct suiker en 8-10 pet zetmeel. In Amerika worden de bataten meer gewaardeerd dan de aardappel; op Java worden ze alleen door de inheemse bevolking gegeten. Men gebruikt ze gekookt, gestoofd of in olie of vet gebakken, gemengd met copra, suiker en zout, doch ook rauw als salade. In gedroogde toestand neemt de betekenis in Amerika toe.
Bereiding van stroop uit bataten heeft nog niet veel succes gehad (z verder zetmeel). DR A. KLEINHOONTELit.: Heyne, De nuttige planten van Ned. Indië II (1927) p. 1301; Sprecher von Bernegg, Trop. und subtrop. Weltwirtschaftspflanzen I (1929) p. 234-258.