verlatijnste naam van enige Deense geleerden, wier familienaam Berthelsen luidde. De voornaamsten zijn:
Caspar (Malmö 12 Febr. 1585 - Sorö 13 Juli 1629), de stamvader, die van 1611-1623 hoogleraar was in de ontleedkunde aan de Universiteit te Kopenhagen. Een gelofte, tijdens een zware ziekte gedaan, deed hem de anatomie verwisselen voor de theologie, waarin hij in 1624 professor werd. Zijn hoofdwerk is het in 1611 te Wittenberg uitgekomen boek, Insticutiones anatomiae.
Thomas (Kopenhagen 20 Oct. 1616 - Hagested 4 Dec. 1680), zoon van den voorgaande, was eveneens een beroemd anatoom. Aanbiedingen om aan een hogeschool in Italië te worden benoemd, sloeg hij van de hand. Door Walaeus te Leiden aangespoord, bewerkte hij het boek van zijn vader opnieuw (Leiden 1641 vlg.); het werd op bevel van den Groot-Mogol in het Indisch vertaald. Bekend is zijn ontdekking van de ductus thoracicus in 1652. Een deel van zijn zeer talrijke geschriften verscheen in zijn Acta Medica et philosophica (5 dln, 1673-1680), een der eerste medische tijdschriften.
Erasmus (1625-1694), een andere zoon van Caspar, muntte uit als wiskundige, natuurkundige, arts en jurist. Hij ontdekte in i66g het verschijnsel der dubbele breking aan kalkspaath. Zijn voornaamste werk is Experimenta crystalli islandici disdiaclastici quibus mira et insolita rejractio detegitur (1669).
Caspar (10 Sept. 1655 - 11 Juni 1738), zoon van Thomas, eveneens bekend als geneesheer en anatoom; hij heeft de naar hem genoemde klieren ontdekt. Zijn hoofdwerk is Specimen historiae anatomicae.
Thomas (1659-1690) was een bekend historicus; hij bracht alles bijeen, wat hij over Deense cultuur en kerkhistorie vinden kon, Collectanea Bartholiniana. Vooral bekend is geworden Antiquitatum Danicarum de causis contemptae adhuc gentilibus mortis libri tres, omdat dit werk lange tijd de enige bron was voor de kennis van de Oudnoorse mythologie en poëzie.