een monnik van de orde van den heiligen Basilius (Calabrië, eind 13de eeuw Gerace 1348), vertoefde enige tijd in Aetolië en Thessalië, om zich bekend te maken met de Griekse literaire taal, trad in 1328 te Constantinopel als Grieks-Katholiek priester op en werd in 1331 abt van het klooster St Salvator te Constantinopel. Zijn hoogmoed bezorgde hem vele vijanden, en hij zag zich genoodzaakt, (1332) die stad te verlaten en naar Thessalonica de wijk te nemen.
In 1339 naar Constantinopel teruggekeerd, werd hij — na op een synode in 1341 in zijn strijd tegen de Hesychasten échec te hebben geleden — door de keizer naar paus Benedictus XII te Avignon gezonden, om een verzoening van de Roomse- en GrieksKath. Kerk tot stand te brengen. Zijn onderhandelingen hadden echter geen gunstig gevolg. Daar zijn tegenstanders te Constantinopel de overhand behielden, ging hij naar Italië en werd er opgenomen in de R.K. Kerk. Koning Robert van Napels benoemde hem tot zijn bibliothecaris en paus Glemens VI in 1342 tot bisschop van Gerace.
Barlaam was een wis- en sterrenkundige en tevens een beoefenaar der oude wijsbegeerte. Door hem werd als een der eersten weder de kennis van de Griekse oudheid naar Italië gebracht. Petrarca behoorde tot zijn leerlingen.Lit.: A. Ehrhard in Krumbacher, Gesch. der byzant. Lit. (18972), p. 100 vlg.; G. A. Mandalari, Fra Barlaamo Calabro (Roma 1888); Lo Parco, Petrarca e Barlaam (Reggio 1905).