Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AVIGNON

betekenis & definitie

de hoofdplaats van het Franse dep. Vaucluse en arrond.

Avignon in West-Provence, is gelegen aan de westelijke zijarm van de Rhône boven de monding der Durance, zomede aan de spoorlijn Parijs-Lyon-Marseille, is zetel van een aartsbisschop en binnen de omwalling in ovaalvorm gebouwd. In het N. boven de Rhône de „roc des Doms” (oudste gedeelte), waaromheen zich de kathedraal en het pauselijk paleis groeperen; (1938) 46 407 inw. Industrie: zijdeweverijen, textiel- en papierfabrieken, ververijen, looierijen, gieterijen, machinefabrieken (vooral landbouwgereedschappen) en boekdrukkerijen. Voorts hoedenmakerijen, inrichtingen voor koper- en blikbewerking en passementwerk. Er worden graan, wijn, olijfolie, meekrap en de zgn. Avignonbessen verhandeld.

Verder zijn er enkele likeurstokerijen en conservenfabrieken. De stad bezit een gerechtshof.Geschiedenis.

Reeds in de Gallische tijd was Avignon een aanzienlijke stad der Cavaren (Avenio); in 48 v. Chr. werd deze een Romeinse kolonie. Gedurende de volksverhuizingstroebelen was zij een der sterkste weerstandsplaatsen, voorzien van wallen en torens. In 1226 werd ze door Lodewijk VIII grotendeels verwoest om haar sympathieën voor de Albigenzen; ze bezat toen ca 30 jaren lang een republikeinse regeringsvorm. Na de dood van den laatsten graaf van Toulouse (1249) regeerden er (van 1251 af) de graven van Provence en Poitiers en in 1290 kwam Avignon aan de Anjou’s.

In het begin der 14de eeuw, toen de stad nog pas uit nauwe en bochtige straten bestond, begon haar: grote tijd. Dat was, toen zij tijdens de zgn. „Babylonische ballingschap” (1309-1377) der pausen in 1309 de residentie der toenmaals Franse kerkvorsten en daarmee het middelpunt der Rooms-Katholieke wereld werd. Reeds in dat jaar vestigde paus Clemens V zich er, waarin vele tijdgenoten — o.a. Petrarca, die hier op Goede Vrijdag 1327 zijn zeer geliefde Laura de Sade (gest. 1348 aan de pest) ontmoette — en ook latere geschiedschrijvers een onderwerping aan de belangen van Frankrijk (koning Philips den Schone) hebben gezien. Op Clemens V volgden Johannes XXII, Benedictus XII (1333-1342), Clemens VI (1342-1352, onder wien Avignon bij het pauselijk territorium werd getrokken, hetwelk uit het in 1274 aan de H. Stoel geschonken Comtat Venaissin bestond).

Onder Clemens VI verkocht koningin Johanna van Napels in 1348 stad en ommelanden voor een om politieke redenen laag gestelde prijs (80 000 goudstukken) aan den paus. Onder de volgende pausen werd aan het Palais des Papes voortgebouwd: een duidelijke aanwijzing, dat de H. Stoel weinig neiging toonde naar Rome terug te keren. Innocentius VI (1352-1362) omringde Avignon met de geduchte ommuring die nog bewaard is. Urbanus V (1362-1370) ging wel is waar voor korte tijd naar Rome, doch overleed in 1370 toch te Avignon. Op verzoek van de Romeinen en na herhaalde aanmaningen der H.

Catherina van Siena verplaatste eindelijk zijn opvolger Gregorius XI de zetel naar Rome (1377). Maar nu volgde te Avignon de keuze der tegenpausen: Clemens VII (kardinaal Robert van Genève), Benedictus XIII (Pedro de Luna), die in 1408 naar Aragon vertrok. Sinds paus Martinus V resideerden te Avignon legaten met de functie van pauselijken stadhouder. Onder dezen geraakte Avignon langzaam tot verval en eerst in de 18de en 19de eeuw kwam het weer tot bloei door de textielindustrieën. Bij decreet van 14 Sept. 1791 werd de stad bij Frankrijk ingelijfd, waarin de paus bij de Vrede van Tolentino (19 Febr. 1797) moest berusten. Zij maakte op bijzonder felle wijze de verschrikkingen der Revolutie door (massacre de la Glacière) en beleefde in 1815 een reactionnaire revolutie (terreur blanche), waarbij maarschalk Brune door de royalistische bevolking werd vermoord (2 Aug. 1815).

Avignon heeft van 1303-1791 een universiteit gehad, met een zeer druk bezochte juridische en medische faculteit: de theologische faculteit werd een tijdlang opgeheven. Om haar talrijke monniken- en nonnenkloosters met hun vele torens en klokken noemde Rabelais de stad „la ville sonnante”. Ten tijde der Revolutie werden vele van de kerken en kloosters vernield, o.a. (in 1791) de kerk der Cordeliers met het (veronderstelde) graf van Laura de Sade. Sedert 1857 bezit de stad een universiteit. Avignon dat in Wereldoorlog II een hevig bombardement door de geallieerde luchtmacht onderging op 27 Mei 1944, dat 380 doden en 600 gewonden eiste, werd op 26 Aug. 1944, na de landingen aan de Azuren Kust, bevrijd door het Franse leger onder generaal de Lattre de Tassigny.

Kunsthistorisch.

Het oudste kunstwerk wordt gevormd door de wallen, met hun zeven poorten, waarvan er enkele in de 19de eeuw vernield zijn; het zuidelijk gedeelte werd door Viollet le Duc gerestaureerd. Tussen 1177 en 1185 bouwden de H. Bénézet en zijn helpers de op arcaden rustende 300 m tenge brug over de twee Rhône-armen naar Villeneuve. Er zijn nog vier bogen van over; op de tweede pijler is de Sint Nicolaaskapel opgetrokken in Romaanse stijl met Gothische toevoegingen uit de 13de en 16de eeuw.

Op de funderingen van een veel oudere kerk bouwde men, bovenop de machtige Roc-des-Doms, in het midden der 12de eeuw de kathedraal Notre-Dame-des-Doms, met op de fagade een klokketoren; het gebouw onderging in 1431 een vernieuwing. Van de fresco’s van Simone Martini op de buitenzijde is weinig meer over dan enkele fragmenten op het tympaan. Beter behouden zijn de wandschilderingen uit de 14de eeuw in het bedehuis zelf. De fijn-besneden Gothische graftombe van Johannes XXII is slecht gerestaureerd. Van de kerk der Cordeliers (Conventuelen) zijn toren en Heilig-Kruis-kapel over (14de eeuw): men meent zonder veel grond in de laatste het graf van Laura de Sade (zie boven) ontdekt te hebben. De kerk, toegewijd aan den eersten bisschop der stad, den H.

Agricolus, staat in de plaats van een ouder bedehuis en is in Zuidfranse Gothiek tussen 1321 en 1326 gebouwd, en vergroot op het eind der 15de eeuw; het inwendige bevat muurschilderingen van Pietro da Cortona (17de eeuw). De fraaie kapel der Benedictijnen van St Martial (1383)) in midden-Provençaalse Gothiek opgetrokken gedurende de laatste helft der 14de eeuw, is sinds 1857 in Protestantse hand. Giacopo de Via bouwde het Petit Palais, het vroegere aartsbisschoppelijk paleis (1315), Giuliano della Rovere, de latere paus Julius II, liet het in de 15de eeuw herbouwen.

Het grootste en belangrijkste monument der stad is het pauselijk paleis (Palais des Papes). In 1334 begon men met de bouw die eerst in 1364 voltooid werd; door de belegeringen van 1398 en 1411 heeft het veel geleden en sinds de 16de eeuw is het zeer vervallen; het is nog steeds in staat van restauratie. In de Salle de l’Audience ziet men resten van zeer oude muurschilderingen, de Kruisiging en het Laatste Oordeel voorstellend; het portaal der Grande Chapelle bevat tonelen uit het Laatste Oordeel; beroemd zijn de wandschilderingen, het hooge leven uitbeeldend en veel gelijkend op tapijtwerken, in de Tour de la Garde-Robe; in de Sint Martialis-kapel schilderde ca 1345 Matteo Giovanetti van Viterbo het leven van den titelheilige; een leven van Johannes den Doper en Johannes Evangelist bevindt zich op de muren der Sint Janskapel. De tussen 1358 en 1525 gebouwde Saint-Pierre bezit een heerlijke laat-Gothische gevel (1152), een preekstoel uit witte steen, die slecht gerestaureerd is, en vele doeken en panelen uit de Franse Renaissance en het Klassicisme. Van de oude Carmelieterkerk, Saint-Symphorien, zijn toren en kapellen uit de 14de eeuw en een 15de eeuws portaal nog in goede toestand; het schip is slecht gerestaureerd. Goed hersteld is de toren Saint-Jean-le-Vieux, 14de-eeuwse Provençaalse Gothiek, de voornaamste rest van een „commanderie” der Jerusalemse Johannieterorde. Op een bouwwerk uit de 10de eeuw is in de 14de en 15de eeuw de Kapel der Witte Penitenten opgetrokken.

Een mengsel van Romaanse structuur en Gothische ornamentiek vertoont de Saint Didier, die fraaie middeleeuwse beeldhouwwerken herbergt. In 1393 stichtte de koningin van Sicilië op het graf van kardinaal Peter van Luxemburg de kerk en het klooster der Celestijnen: er zijn nog van over het Gothische 15de-eeuwse kloosterpand en de fraaie driebeukige kerk (1396-1425). Op de plaats van een Gothisch paleis, waarvan alleen het belfort (Tour de l’Horloge) uit 1354 over is, bouwde Joffroy in 1854 het tegenwoordige Raadhuis.

Het voornaamste museum is het Musée Calvet, ingericht in het vroegere paleis van den markies van Villeneuve-Martignan (1742-1754) met een rijke boekerij van 140 000 delen, 821 incunabelen en meer dan 4500 manuscripten, beelden en munten en een reeks belangrijke kapitelen uit Zuidfranse kerken.

DR JOHN B.KNIPPING

Lit.: Charpenne, Histoire des réunions temporaires d’Avignon et du Comtat Venaissin à la France, 2 dln (Paris 1886) ; Girard, Avignon au temps des Papes (Paris 1920); Avignon et ses monuments (Paris 1929); E. Duprat, Les origines de l’église d’Avignon (Paris 1909); C. Höfler, Die avignoner Päpste (Berlin 1871); St Baluzius, Vitae paparum avenionensium (nieuwe crit. uitg. door G. Mollat),4 dln (Paris 1923-1928); L. H. Labande, Le palais des papes et les monuments d’Avignon au XVIe siècle, 2 dln (Marseille 1925); Avignon au XVe siècle (Paris 1920); L.

Bardinet, L’Université d’Avignon (Limoges 1881); M. Marchand, L’université d’Avignon aux XVIIe et XVIIIe siècles (Paris 1900) ; Fernand Benoît, Avignon au double visage (Paris 1940); G. Mollat, Les papes d’Avignon 1305-1378, 7e éd. (Paris 1930); A. Hallays, Avignon et le Comtat-Venaissin (Paris 1909); R. Brun, Avignon au temps des Papes (Paris 1928).

< >