Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Barlaam en josaphat

betekenis & definitie

is de titel van een der meest verbreide geestelijke romans uit de middeleeuwen, waarin de bekering van den Indischen prins Josaphat door den kluizenaar Barlaam verteld wordt. De Indische komng Abenner is een vijand van de Christenen en wanneer waarzeggers voorspellen dat zijn zoon Josaphat tot het Christendom zal overgaan, besluit hij hem in een afzonderlijk paleis in alle heidense wijsheid op te voeden.

Desniettemin gelukt het den wijzen Barlaam toch, als juwelier vermomd, tot hem door te dringen en hem het Christendom aan te prijzen als het kostbaarst juweel dat hij bezit. Josaphat bekeert zich tot het Christendom, blijft deze leer ondanks alle verleidingspogingen trouw en bekeert ten slotte zelfs zijn vader tot zijn geloof. Na zijn vaders dood doet Josaphat afstand van de troon en trekt als kluizenaar naar de woestijn.Deze legende is, zoals Felix Liebrecht het eerst in 1860 (in Ebcrts Jahrbiuh für romanische und englische Literatur) heeft aangetoond, een Christelijke bewerking van de Indische overlevering omtrent de jeugd van den Boeddha Gotama. Vermoedelijk is deze roman in het Pehlevi (Middelperzisch) geschreven, en wel in de 6de eeuw, en heeft zich vandaar onder verschillende volken verspreid. De Griekse vertaling is nog vóór 634 vervaardigd door een monnik Johannes uit het Sabasklooster bij Jeruzalem, dien men al vroeg ten onrechte met Johannes Damascenus vereenzelvigd heeft. Via het Arabisch is het werk door Abraham b. Samuel ibn Chisdai (1240 te Barcelona gestorven) in het Hebreeuws overgezet. In de 10de eeuw is het Griekse werk waarschijnlijk in het Latijn overgebracht, en heeft vandaar de gehele Westerse wereld veroverd.

Ten slotte zijn de hoofdpersonen van de roman, Barlaam en Josaphat, in de R.K. martyrologia opgenomen (27 Nov.) en hun reliuieën worden te Venetië getoond. De Duitse ichter Rudolf van Ems bewerkte omstreeks 1250 een Duitse vertaling. Van een Middelnederlandse, vermoedelijk uit het Frans vertaalde, bewerking is maar een klein fragment bekend (uitg. d. W. de Vreese in het Tijdschr. v. Nederl. taal- en letterkunde, 14 (1895), blz. 168-172). Een beknopte bewerking van de roman vindt men in de Spieghel Historiael van Philips Utenbroeke.

François van Hoogstraeten bewerkte naar een Franse vertaling de stof tot een volksboek: Het leven en bedrijf van Barlaam den heremijt, en Josaphat koning van Indien (Rotterdam 1672). Onder de dramatische bewerkingen staat die van Lope de Vega (Barlan y Josafd) bovenaan. Dat deze roman ondanks zijn uitvoerige theologische uitweidingen zo populair kon worden, is in de eerste plaats wel te danken aan de vele parabelen, waarvan er verscheidene vooral door Duitse dichters afzonderlijk bewerkt zijn.

DR P. J. MEERTENS

Lit.: F. Liebrecht, Zur Volkskunde (Heilbronn 1879), blz. 441-460; E. Kuhn, Barlaam und Joasaph (Abhandl. d. Münch. Akad., 20, 1897, blz. 3-88); S. J.

Warren, De Grieksche Christelijke roman Barlaam en Joasafen zijne parabels, Rotterdam (1899) ; P. Alfaric, La vie chrétienne du Bouddha, in: Journal Asiatique (tÇ1?)» Edw. C. Armstrong, The French metrical versions of Barlaam and Josaphat (Elliot Monographs, 10, 1922); G. Moldenhauer, Die Legende von Barlaam und Joasaph auf der iberischen Halbinsel (Halle 1929).

Van het verhaal van Barlaam en Josaphat bestaan rijk verluchte Griekse codices (Cambridge, Parijs, Vatikaan enz.), spoedig verschenen ook Westerse miniaturen en later houtsneden; nog in de kunst van het Barok is de legende in de grafische en tapijtweefkunst aanwezig.

Het meest bekende thema is de zgn. „Jongeling in de boom of boven de afgrond”. De voorstelling berust op het volgende: Een man vlucht vooreen woedend dier (eenhoorn of leeuw), springt in een afgrond, doch weet zich nog net aan een boom vast te houden. Twee muizen, een witte en een zwarte, beginnen aan de boom te knagen en op de bodem van de afgrond loert een vervaarlijke draak. In de boom vindt de jonge man echter overheerlijke honing; hij smult er van en vergeet het gevaar boven en onder zich. De jongeling is het beeld van de mens, het woedende dier dat van de dood, de afgrond de wereld, de draak den duivel, de boom het leven, de honing de vreugden daarvan, de witte muis de dag, de zwarte de nacht.

In het Westen komt de legende, voor zover bekend, slechts éénmaal voor in een Frans Psalterium uit de 13de eeuw (nu te Londen). In de beeldhouwkunst treffen we haar meermalen aan, o.a. op een gesneden walrustand te Keulen (einde 12de eeuw), ongeveer terzelfder tijd in Italië: Benedetto Antelami, gevelveld van het Baptisterium van Parma en voorts op een reliëf in de San Marco te Venetië(eind 14de eeuw). Zeer verminkt keert het motief terug op een tekening van Marcus Geeraerts (ong. 1565): Christus, vergezeld van twee deugden, houdt het anker der hoop, waaraan de mens zich vastklampt, bedreigd door wereld, dood en satan. Boetius à Bolswert’s gravure volgt het verhaal zeer nauwkeurig en werkt de allegorie nog verder uit; een variant levert M. Mousijn naar een tekening van Adriaen van de Venne bij een gedicht in Cats’ Doodkiste.

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: Legende in Migne, Patr. Graeca 96, 859-1240 en Gulden Legende op 27 Nov.; Karl Krumbacher, Gesch. d. byzant. Lit., 2de uitg. (München 1897), 886 vlg.; O. Bardenhewer, Gesch. d. altkirchl. Lit. V (Freib. i. Breisgau 1932), 62 vlg.; Sirarpie dèr Nersessian, L’illustration du roman de Barlaam et Joasaph (Paris 1941).

< >