Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bandiet

betekenis & definitie

is een woord dat waarschijnlijk stamt van het Italiaans bandito, d.i. verbannene; de bandiet leeft dus buiten de geordende samenleving, zoals de Corsicaanse bandiet, die in het „maquis” verblijft. Hij verkeert in voortdurende vijandschap met de maatschappij, daar hij — alleen of in benden — door geweld of bedreiging zijn levensonderhoud ontsteelt aan de werkende burgerij.

In de Honderdjarige Oorlog* oefenden zulke benden — geoefende huurlingen, die tijdens de wapenstilstand ontslagen werden — onder kundige aanvoerders een waar schrikbewind uit. Les Grandes Compagnies werden door Du Guesclin naar Spanje gedirigeerd, ten einde den Fransen boer te ontlasten. In de 16de eeuw leverden de Italiaanse oorlogen heel wat Franse, Italiaanse en Spaanse Avonturiers op, die te zamen met Duitse Reiter en Landsknechte het platteland afstroopten. De Zweedse ruiters, de benden van Wallenstein en de Kroatische horden veranderden Duitsland in de Dertigjarige Oorlog in een woestenij. De 18de eeuw is de klassieke eeuw van het bandietendom, van de mauvais garçons uit de Campagna van Rome en Napels; van Jack Sheppard met zijn highwaymen in Engeland; van Cartouche in Frankrijk. Deze laatste, meester op alle wapens, onverschrokken heerser over zijn vele volgelingen die Parijs terroriseerden, stierf op het rad.

Het eenvoudige volk kon dit niet geloven en herkende telkens weerdelegendarische figuur. De Franse Revolutie zag de benden welig tieren: legale révolutionnaire benden en illegale Chouans in Bretagne en Normandië. Deze laatste, oorspronkelijk zuiver van bedoelingen, ontaardden dikwijls na verloop van tijd. De chauffeurs, geheime genootschappen met eigen ritueel en argot, brandden de voetzolen der slachtoffers, opdat zij hun eigendommen uitleverden.

Keizerrijk noch Republiek hebben op Corsica de bandieten kunnen uitroeien, die bescherming vonden in het doornig struikgewas. De bandiet, eershalve, die zich verborg om de vendetta te ontgaan (z bloedwraak) en die gesteund werd door zijn familieleden, was niet beter dan de vulaire bandiet. Bedreiging en politieke invloed rachten de boeren er toe, geld en goed af te staan. De Camorra in Napels en de Mafia op Sicilië waren zeer machtige geheime genootschappen, samengesteld uit het gespuis der achterbuurten, maar ook uit politici, handelaars, landbezitters en hoge ambtenaren. Brand, plundering en moord werden door de bevolking afgekocht tegen vaste bijdragen; vreemdelingen werden opgelicht en tegen losgeld vrijgelaten, bagage werd geplunderd. De politie bleek te zwak of was medeplichtig, totdat het fascisme in een strijd van enkele jaren Camorristi en Mafiosi uiteenjoeg of gevangen zette.

Verschillenden vluchtten naar de V.S., waar hun diensten welkom waren. Al Capone was van Italiaanse origine en hoofd van een gang, een bende.

Deze sterk georganiseerde benden van gangsters, uitmuntend uitgerust, onder krachtige aanvoerders, die dikwijls steun vonden bij politici en ambtenaren, werden in roman en film soms als helden voorgesteld. Vooral de drooglegging deed het gangsterdom als sociaal verschijnsel welig opbloeien. De bootleggen smokkelden de alkohol, die verkocht werd in de speakeasies. Vliegmachines, motorboten, auto’s, restaurants waren het bezit der benden, die niet alleen tegen de politie vochten, maar ook tegen de highjackers, die op hun beurt de smokkelschepen aanvielen en beroofden. Lijfgarden van gunmen en killers beschermden de aanvoerders en leverden in de straten der steden slag met revolver en bommen, geweer en mitrailleur. De opheffing der prohibitie bracht een zware slag toe aan dit gangsterdom.

Andere gangsters legden zich toe op het stelen van kinderen, kidnappers-, weer anderen hieven contributies van bedrijven of stelden zich in dienst van maatschappijen, om stakingen te breken. Het grote bedrijfskapitaal stelde hen in staat kranten en politici om te kopen, uit gevangenissen te ontsnappen en de doodstraf te ontgaan. De regering van staat en stad is er nog niet in geslaagd, dit banditisme uit te roeien.

In India heeft de Engelse regering jaren lang strijd moeten voeren met de misdadigersstammen, die zich toelegden op moord, diefstal en prostitutie. De Thugs, gewijd aan Kali, de godin van de dood, waren een religieuze broederschap, die haar slachtoffers wurgde. De bandieten in China zijn dikwijls uitgeplunderde boeren, die geen levensonderhoud meer hebben, dan wel ontslagen soldaten of zelfs bevelvoerende generaals, die gehele streken brandschatten en treinen aanhouden.

Hoe zwakker het centrale gezag, hoe weliger kan het bendewezen bloeien. Het politiecorps is soms te zwak, wordt ook wel bedreigd en omgekocht. Ook verkeerde maatregelen der regering kunnen uitnodigen tot smokkelen. Soms noodzaakt de honger tot dit bedrijf. Politieke en religieuze minderheden, die in verzet komen, zakken dikwijls tot het peil van benden af: de Camisards in ZuidFrankrijk; de Fenians in Ierland; de Komitadsjis in Macedonië; de Haidoeks in Roemenië en Hongarije. Legers van huursoldaten, die ontslagen worden, moeten uiteraard tot bandietendom vervallen, evenmin als geheime genootschappen — wellicht met een nobel doel opgezet — altijd de bandieten kunnen weren, die hier gelegenheid krijgen onder een ander mom hun bedrijf uit te oefenen.

PROF. DR W. R. HEERE

Lit.: Artikel Bandit d. J. Folliet in Dictionn. de Sociologie; J. E. Hoover, Persons in Hiding (1938); H. Asbury, Misdaad en Bendewezen in New-York (Ned. vert., m. veel lit.); en vooral: H.

E. Barnes and N. K. Teeters, New Horizons in Criminology (N.Y. 1945)* Over hun plaats in de letterkunde: F. W. Chandler, The Literature ofRoguery (Boston 1907); H. Nor man, Swindlers and Rogues in French Drama (1928) e.a.