royalistische opstandelingen tegen de eerste Franse republiek in Bretagne en op de rechteroever der Beneden-Loire (1792-1796). Leiders waren o.a. de markies de Puisaye, Charette, Georges Cadoudal en Jean Cottereau.
De naam stamt misschien van chat-huant (= katuil), bijnaam van de laatste, hetzij ten gevolge van zijn gesloten karakter, hetzij ten gevolge van zijn kreet bij nachtelijke exploten (hij was zoutsmokkelaar). Er is echter ook een afleiding van het Duitse Schwan, zwaan = witte, in verband met de partijkleur der royalisten. De naam zou dan gegeven zijn door Elzassers, Duits sprekende soldaten van de Republiek. De verbitterde guerrilla der Chouannerie, die steunde op die der Vendée, links van de Loire, gaf een republikeins leger van 60000 man handen vol werk en kostte duizenden het leven.
Onvoldoende gesteund door Engeland en door de émigré’s moest zij echter na 1795, toen generaal Hoche de Vendée onderdrukt had, wel langzamerhand uitdoven. Cottereau was in 1794 gevallen. In 1799 begon de Chouannerie opnieuw, maar werd na Brumaire door Brune onderworpen. Een laatste opleving valt in 1814-1815 te constateren en eindigde met de slag bij Waterloo.DR J. S. BARTSTRA
Lit.: De Kerigant, Les Gh. (1882); B. de la Frégeolière, Emigration et chouannerie (1881); G. de Cadoudal, Georges Cadoudal et la chouannerie (1887); Du Breil de Pontbriand, Mémoires sur les guerres de la chouannerie (1897); Ch.-L. Charsin, Les pacifications de l’Ouest 17941800 (Paris 1896-1900); L. Dubreuil, Hist. des insurrections de l’Ouest, 2 dln (Paris i924-25); C. Le Goffic, La Chouannerie (Paris 1930).
Balzac heeft een roman over de Ch. geschreven: Les Chouans (1829).