(een betere, maar ongebruikelijke naam is: ziektekiemdragers) zijn gezonde personen, die ziekteverwekkende microorganismen bij zich dragen en uitscheiden, hetzij via de neuskeelholte of de longen, hetzij met de ontlasting of de urine. Deze personen zijn een gevaar voor hun omgeving, daar zij zich meestal niet bewust zijn van het feit, dat zij ziektekiemen herbergen.
Men kent volkomen gezonde bacillendragers, die slechts de bacteriën bij zich dragen, doch zelf de ziekte niet hebben doorgemaakt noch haar zullen doormaken en personen, die de ziekte hebben gehad, doch na herstel de ziekteverwekkende micro-organismen blijven uitscheiden. Men is steeds meer tot de overtuiging gekomen, dat bij de meeste infectieziekten gezonde bacillendragers verantwoordelijk zijn voor het voortbestaan en de verspreiding van de ziekte. 3-4 Pet der patiënten met buiktyphus blijft na volledig herstel van de ziekte typhusbacteriën met de ontlasting uitscheiden; in een aantal gevallen verdwijnen de typhusbacteriën dan uit de ontlasting na wegneming van de galblaas. Ook bij de diphtherie is bekend, dat veel patiënten na afloop van de ziekte gedurende korte of lange tijd diphtheriebacteriën in de keel blijven houden en dat diphtheriebacteriën voorkomen in de kelen van personen, die de ziekte niet hebben doorgemaakt. Tegenwoordig neemt men ook bij de kinderverlamming (poliomyelitis) aan, dat er gezonde volwassenen voorkomen, die het virus, dat de kinderverlamming veroorzaakt, bij zich dragen en de ziekte verspreiden.Hoe gevaarlijk deze gezonde bacillendragers voor de gemeenschap kunnen zijn, blijkt uit de volgende geschiedenis van ,,typhoid Mary”: een Amerikaanse vrouw, Mary Mallon, werd in 1901 dienstbode bij een familie, waar een gast haar met typhus besmette. Zij genas, enige weken later kreeg de wasvrouw echter de ziekte. In 1902 kwam zij in een andere betrekking, waar al spoedig 8 gezinsleden typhus kregen. In twee opeenvolgende betrekkingen herhaalde zich dit, zodat zij in 5 jaar 26 personen had besmet, van wie enige waren overleden. In 1907 werd zij gerechtelijk in een hospitaal geïnterneerd, waar zij gedurende 3 jaar voortdurend bacteriën uitscheidde. Zij wist te ontsnappen en kreeg in Oct. 1914 weer een betrekking als kokkin in een hospitaal te New York.
Binnen enkele maanden besmette zij 25 dokters, verpleegsters en patiënten. Toen men haar opnieuw wilde interneren is zij gevlucht. Waarschijnlijk is zij ook schuldig geweest aan een drinkwaterepidemie in 1903, waarbij 1300 personen werden besmet. Ook in Holland zijn dergelijke gevallen beschreven: de vrouw van een melkboer te Oostzaan was 33 jaar typhusbacillendraagster en veroorzaakte 40 ziektegevallen in haar omgeving, terwijl via de melk, die in de omliggende gemeenten werd uitgevent vele kleinere epidemieën werden veroorzaakt. Te Volendam komen zeer veel typhusbacillendragers voor (z besmetting). DR N. tuasEN
Lit.: W. W. Ford, Textbook of Bacteriology, W. B. Saunders Comp. (1927); Kolle-Hetsch, Lehrb. d. Bacteriologie (1938); J.
J. van Loghem, Alg. Gezondheidsleer, 3de dr., „Kosmos” (Amsterdam 1943); Rosenau, Preventive Medicine and Hygiene 0935)» I* H. J. Vos, De melkvoorziening van Amsterdam (Diss., Amsterdam 1918).