Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

BABYLON

betekenis & definitie

(z ook Babel), de hoofdstad van het voormalige Babylonië, was vele eeuwen lang (van de regering van koning Hammoerabi omstr. 1700 v. Chr. af) een der belangrijkste politieke en religieuze centra van West-Azië en (vooral door koning Nebukadnezar II, 604-562 v.

Chr.) een der grootste en prachtigste steden der oude wereld. De uitgestrekte ruïnes,die in de jaren 1899-1914 door een Duitse expeditie onder R. Koldewey stelselmatig onderzocht werden, liggen aan de Eufraat, ten N. van de tegenwoordige stad Hilleh. De stad wordt (onder de Sumerische naam Ká-dingira) reeds vermeld onder de koningen der dynastie van Akkad (omstr. 2250 v. Chr.), was toen echter nog zonder betekenis. Pas Hammoerabi en de koningen van zijn dynastie hebben Babylon tot hoofdstad en haar god Mardoek tot oppergod gemaakt.

Aan de eerste bloeitijd heeft de verwoesting door den Hittietischen koning Moersjilisj I (1531 v. Chr.) een eind gemaakt. Nu volgt een periode van verval en politieke zwakte, gedurende welke de stad haar tradities (vooral als religieus middelpunt) poogt te handhaven. De stad werd veroverd door den Assyrischen koning Toekoelti-Ninoerta I (omstr. 1230), door de Elamieten (1176), door Tiglatpileser I (1102), Samsi-Adad V (omstr. 815 z Semiramis), Tiglatpileser III (729). Door koning Sanherib, die zijn residentie Nineve in haar plaats wilde stellen, werd de stad in 689 v. Chr. met de grond gelijk gemaakt, maar reeds door zijn opvolger Esarhaddon herbouwd. De volgende gedeeltelijke verwoesting na driejarig beleg, had plaats in 648.Pas na de val van het Assyrische rijk beleefde de stad haar gouden eeuw onder de koningen der Chaldeeuwse dynastie, vooral onder Nebukadnezar II, die stad en tempels schitterend herbouwde. Het Babylon van Nebukadnezar II kennen wij door de opgravingen (die weinig overblijfsels uit de periode vóór 689 v. Chr. hebben opgeleverd) en uit de talrijke opschriften van den groten koning (waarin uitsluitend zijn bouwwerken vermeld worden, vgl. ook het bijbelverhaal van zijn overmoed en ziekte: Daniël 4 : 29 vv.). De Isjtar-poort aan het begin van de grote processie-straat met haar leeuwen, stieren en draken uit geëmailleerde tegels geeft heden nog een levendige indruk van deze vergane pracht. De buitenpoort werd met behulp van talrijke echte stukken weder opgericht in het Pergamon-Museum te Berlijn. De troonzaal (eveneens versierd met gebrandschilderde tegels) was 52 m lang en 17 m breed.

Reeds de laatste zelfstandige koning Nabonedos heeft de stad en de tempels verwaarloosd en vooral de heerschappij der Perzen betekende een achteruitgang, al is Cyrus zelf in 539 v. Chr. nog zonder plundering en onder de jubel der bevolking de stad binnengetrokken. Verwoest werden de tempel en de tempeltoren waarschijnlijk weer in 478 door koning Xerxes, naar aanleiding van een der vele opstanden, nadat Darius I reeds in 522 de stad had ontmanteld. De droom van den groten Alexander om Babylon weer tot wereldhoofdstad te maken, werd door zijn vroege dood verijdeld. Zijn opvolgers stichtten de nieuwe hoofdstad Seleucia en deden in 275 v. Chr. het merendeel der bewoners van Babylon daarheen verhuizen. Sindsdien verviel Babylon en de ruïnes dienden tot in de jongste tijd als steengroeve.

Dit uitgestrekte ruïnenveld bestaat in hoofdzaak uit vier puinheuvels. Hiervan ligt de heuvel Bâbil buiten de eigenlijke stadsmuur en bevatte een paleis en een voorstad uit de tijd van Nebukadnezar II. De heuvel Kasr omvat de Isjtar-poort, de hoofdburcht en de zuidelijke burcht met de „troonzaal” en met de zgn. „hangende tuinen”. De heuvel Amrân bevatte de grote tempel van Mardoek met de beroemde tempeltoren, en de heuvel Homera (slechts gedeeltelijk opgegraven) een theater, en andere gebouwen uit de Hellenistische tijd. De eigenlijke binnenstad was gelegen ten O. van de tempeltoren, op een terrein, dat heden Merkes heet. Een nieuwe stadswijk was aan de overzijde van de rivier, met de oude stad door een brug verbonden.

De omvang van het ruïnenveld en van de muren is indrukwekkend: de dubbele binnenmuur had een lengte van ruim 8⅓ km (met 8 poorten, waarvan 5 zijn teruggevonden); de geweldige buitenmuur was 18 km lang en omvatte een gebied van 13 km2. Herodotus (boek I, 178) geeft niet minder dan 480 stadiën, d.w.z. 88 km op, wat blijkbaar op overdrijving berust. Wellicht bedoelde Herodotus het gehele gebied, dat, naar het oogmerk der vestingbouwundigen uit de dagen van koning Nebukadnezar, door kunstmatige inundaties tegen aanvallen uit het N. kon worden verdedigd.

PROF. DR F. M. TH. BÖHL

Lit.: R. Koldewey, Das wiedererstehende Babylon (4. Ausg. Leipzig 1925); E Unger. Babylon, die heilige Stadt nach der Beschreibung der Babylonier (Berlin 1931); F. M.

Th. Böhl, Babylon, de heilige stad (in: Jaarber. Ex Oriente Lux No 10. Leiden 1947); O. E. Ravn, Herodotus’ description of Babylon (Copenhagen 1942). — De resultaten der opgraving van de tempels, de Isjtar-poort, de binnenstad, de stadsmuren, de koningsburchten en van de beide voornaamste heiligdommen van den god Mardoek werden gepubliceerd door R.

Koldewey, O. Reuter, F. Wetzel en F. H. Weissbach in de Wissensch. Veröffentl. d. dtsch.

Orient. Ges., dl 15, 32, 47, 48, 54, 55 en 59.

< >