Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AUDIATUR ET ALTERA PARS

betekenis & definitie

(Lat.: „ook de andere partij worde gehoord”) is de Latijnse formulering van het oude, reeds in de eed der Atheense rechters (vergelijk ook Deuteronomium 1 : 16) erkende beginsel dat in een proces — en bij uitbreiding bij elke twist of meningsverschil — beide partijen moeten worden gehoord. De formulering schijnt ontleend aan de regels uit Seneca’s Medea (199 v.):



Qui statuit aliquid parte inaudita altera,


Aequum licet statuerit, houd aequus fuit.

(in de vertaling van Huidecoper:

Hoort gij die klaagt, niet die verweert,

Al spreekt gij recht, gij doet verkeerd).

De vorm „audi partem alteram” („hoor de andere partij”) vinden wij bij Augustinus, De duabus anim. C. 14 en 22, Migne 42, 110, en de vorm „audi alteram partem” in de 12de eeuw. Het middeleeuwse Duitse recht kende de gedachte in verschillende vorm; in de grote raadhuiszaal te Neurenberg staat: „Eins Manns Red ist eine halbe Red, Man soll die teyl verhören bed.”

Thans algemeen beschouwd als een der grondslagen van iedere procesorde, vormt het een resultaat van een lange ontwikkeling. In oudere rechten, ook in het Romeinse recht, bestond voor den gedaagde de verplichting zich uit te laten, later brak het inzicht baan dat aan partijen de gelegenheid moet open staan zich voor den rechter te doen horen, een recht waarvan zij al dan niet (in dat geval verstekprocedure) gebruik kunnen maken. In ons burgerlijk procesrecht ligt dit in art. 45 W.v.B.R., luidend: „Indien partijen verschijnen, worden zij over en weder in hunne belangen gehoord ...”

Lit.: G. Büchmann, Geflügelte Worte (27. Aufl., 1926), blz. 452; Arth. Engelmann, A History of Continental Civil Procedure (London 1928), § 2 Bilaterality of the Hearing, blz. 6-11.

< >