(deelnemers aan een athlon, wedstrijd) traden bij de oude Grieken en Romeinen in wedkampen op ter opluistering van feesten of spelen. Bij de spelen ter ere van Patroklos, beschreven in Homerus’ Ilias, fungeren de vorsten zelf als zodanig.
Doch reeds in de 6de eeuw en vooral sinds de 4de eeuw v. Chr. begonnen jongelieden uit geringe stand het als een beroep te beschouwen, dat aan bepaalde regels werd gebonden. Volgens Livius zijn de eerste athleten, uit Griekenland afkomstig, in 186 v. Chr. te Rome opgetreden. Het beroep van athleet bloeide ten zeerste in de eerste twee eeuwen van de keizertijd. Deze athleten waren somtijds in gilden verenigd, en xystici genoemd, met een xystarchus of archiereus aan het hoofd.
De vuistvechters wapenden zich veelal met boksriemen, van metalen knoppen voorzien. De kampen zelf (z agon) verdeelde men in lichte, waartoe alle delen van het pentathlon (wedloop, springen, speer- en schijfwerpen) behalve het worstelen behoorden, en de zware, waartoe worstelen, het vuistgevecht en natuurlijk de vereniging van beide, het pankration, gerekend werden. Volgens Pausanias bestond in de oude tijd de spijs der athleten uit kaas, gedroogde vijgen en tarwebrood. Later werd veelal, ter vergroting van het lichaamsvolume, een zwaar, vleesrijk dieet voorgeschreven. Geweldige spierbundels (op afbeeldingen van athleten nog zichtbaar) waren het gevolg dezer levenswijze, die echter zeer vatbaar maakte voor allerlei ziekten. Ook kuisheid en onthouding van drank waren voorgeschreven. De ontvangst van een overwinnaar in de stad van zijn geboorte was overweldigend (z Olympische spelen).Ook onder de Romeinse heerschappij bleven de gunstbewijzen van kracht. Nero trad zelf als athleet op en ook andere keizers deden mede in de wedstrijden. Nog keizer Diocletianus verleende hem, die driemaal had overwonnen, vrijheid van verplichte herendiensten en belastingen. De opheffing van de grote Helleense feestspelen in het 16de regeringsjaar van Theodosius veroorzaakte evenwel de ondergang van het gilde der athleten. Onder de overwinnaars der heilige spelen (hiëroniken) waren de periodoniken het meest geëerd. Oorspronkelijk werd deze naam alleen aan hem gegeven, die in alle vier spelen de zege had behaald.
Later had ook een athleet, die dikwijls triumfeerde, recht op deze titel. De athleten werden aangelokt door prijzen (oorspronkelijk ereprijzen als kransen, wijn, olie, vazen, bekers, later ook geld) en voorrechten, bijv. spijziging op staatskosten, hoge beloningen voor deelneming aan wedstrijden in andere plaatsen, grote bewondering en populariteit. Ten gevolge van de geringe beschaving der beroepsathleten werd vooral in de kringen der filosofen de athletiek veracht, al werd ook later de athleet als vrij man nimmer met den gladiator op één lijn gesteld.
Het Christendom toonde voor het beroep een sterke verachting. Tegenwoordig heeft het woord athleet een andere betekenis gekregen. In de sportwereld verstaat men er iemand onder, die aan athletiek of krachtsport doet.
Lit.: E. N. Gardiner, Greek athletic sports and festivals (1910); Idem, Athletics of the ancient world (1930).