ten tijde der Romeinen Ara Jovis (altaar van Jupiter) geheten, is een stad in de Spaanse provincie Toledo, op 519 m hoogte, aan de Taag, niet ver van de mond van de Jarama, in een enigszins moerassig dal, 49 km ten Z. van Madrid, aan de spoorweg naar Sevilla. De plaats is regelmatig gebouwd en telt ± 18 500 inw.
Beroemd is het daarbij gelegen koninklijk lustslot, dat onder Philips II is gebouwd (door Herrera), en dat door Ferdinand VI en vooral door Karel III aanmerkelijk werd vergroot. Een afzonderlijk gebouw vormt de Casa del Labrador, welke door Karel IV is gebouwd, en in 1803 voltooid werd; een Spaanse versie van Trianon (z Versailles). De prachtige tuin met fonteinen en watervallen was het werk van Karel III en Karel IV. Een groot deel hiervan is thans verdwenen. De tuinen en het park zijn voor een deel aan inwoners uit het stadje verkocht en in bouwland herschapen. Het slot, dat tot 1890 de lente-residentie van de Spaanse koningen was, staat leeg en is slechts gedeeltelijk nog van meubels voorzien.Te Aranjuez werd op 12 Apr. 1772 het verdrag gesloten tussen Spanje en Frankrijk, dat Spanje verplichtte Frankrijk tegen Engeland, bij te staan. Ook is er de samenzwering beraamd, die oorzaak was, dat Godoy, de gunsteling van de koningin, op 18 Mrt 1808 door de aanhangers van den kroonprins Ferdinand in zijn paleis overvallen, mishandeld en in de gevangenis gesleept werd, waarop Ferdinand na de vrijwillige afstand van Karel IV, de troon beklom.
Kunsthistorisch
Er zijn enkele resten van Romeinse villa’s. In 1387 werd het paleis gesticht als nederzetting van de orde van Santiago door den grootmeester Suarez de Figuerra; het droeg de naam Aranzuel. Isla werd de uitverkoren residentie van Isabella de Katholieke; Philips II liet het vergroten door Juan Bautista de Toledo en Juan de Herrera; hij liet uit Engeland „ormes” overkomen, een tot dan toe in Spanje onbekende boomsoort. In 1575 werd Isla officieel koninklijke residentie. Na de branden van 1660 en 1665 liet Philips V het verblijf herbouwen in de stijl van Lodewijk XIV (1727) door Pedro Caro, in 1748 brak opnieuw brand uit, Ferdinand VI restaureerde het bouwwerk en Karel IV bouwde er twee vleugels bij. Het paleis geraakte na 1808 in deerlijk verval; de tuinen behielden echter al hun pracht en afwisseling en zijn vooral in de lente bekoorlijk door het jonge groen en het gezang der talrijke nachtegalen en in de herfst door een wonderlijke kleurenweelde.
Het Palacio Real heeft een fraaie trap, een Rookkamer (Gabinete arabe) in mudéjar-stijl (vooral uiterst sierlijke zoldering en wanden), een Japanse zaal met plaketten uit 1763 volgens tekeningen van den Napolitaan Giuseppe Gricci. Het parterre wordt verlevendigd door beelden en allerlei bloemsoorten. Onder Philips V werden deze tuinen onder leiding van Franse architecten aangelegd. Bij de ingang bevindt zich de Hercules-fontein, die de werken van Hercules in beeld geeft. Andere fraaie fonteinen sieren de tuinen van Isla: de Bacchus-, de Neptunusfontein, de Fuente de la Doncella en de Bruladores, een soort „verklikkertjes”. Een „Trianon” de Casa del Labrador, werd in 1803 door Karel IV ingericht; het bezit 18 zalen en een menigte kostbare schilderijen en sculpturen.
Van de andere tuinen zijn nog te vermelden de Jardín del Príncipe met zijn fraaie bomen en de Jardín Inglés met serres en zomerpaviljoen. Voor het hoogaltaar van het in 1765 gebouwde Convento de San Pascual schilderde Anton Raphaël Mengs (1728-1779) een groot doek, voorts bevinden zich daar veel 18de-eeuwse schilderwerken, o.a. van Tiepolo en Mariano Salvador Moella (1739-1819).
DR JOHN B. KNIPPING.