Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARALIACEEËN

betekenis & definitie

is een familie van tweezaadlobbige planten uit de groep Umbellifloren. Het zijn meest houtplanten, zelden kruiden, met dikwijls zeer grote, verspreide, vaak ingesneden of samengestelde bladeren, die somtijds van een bladschee voorzien zijn. De regelmatig vijftallige, tweeslachtige, min of meer protandrische bloemen staan in schermen of hoofdjes, die vaak tot aarvormige bloeiwijzen verenigd zijn.

Zij hebben een weinig ontwikkelde kelk en een 2-5 (of meer)hokkig onderstandig vruchtbeginsel, waarvan de bovenvlakte als nectarium dient. De vrijliggende nectar en de meestal niet aangename geur lokken verschillende insecten, vooral kleine Diptera, maar ook grotere en enige Vliesvleugeligen aan, die gewoonlijk kruisbestuiving (z bestuiving) bewerken.De meeste soorten behoren in oostelijk Azië thuis. Panax Ginseng levert de in China en Japan als geneesmiddel hooggeschatte Ginsengwortel, Panax (s. Aralia) quinquefolius uit Noord-Amerika een surrogaat er voor. Van het witte merg van Tetrapanax (s. Aralia, s. Fatsia) papyrifer wordt het Chinese rijstpapier gemaakt. De enige inlandse soort is de klimop (Hedera Helix), die ook tegen schuttingen en muren wordt aangeplant, of als kamerplant in verschillende variëteiten wordt gekweekt. Verscheidene soorten van de geslachten Aralia, Panax, Acanthopanax enz. kweekt men als decoratieve planten, soms met bonte bladeren, enige alleen in warme kassen.

Van de Aralia’s kweken wij in hoofdzaak twee groepen, waarvan de ene steeds in kamers, serres of kassen moet voorkomen, terwijl de andere in ons klimaat de winterkoude goed uithoudt.

Tot de eerste behoort de A. Sieboldii of Fatsia japonica, zoals de officiële naam luidt, die in Japan inheems is en die in onze bloemisterijen door zaaien wordt vermeerderd. De variëteiten van de A. Sieboldii, zoals de A.fol. argentea en A.fol. aurea, maar ook de A. chabrieri, A. Veitchi en Tetrapanax papyrifer worden door stekken voortgekweekt. De meeste planten van deze groep vormen goede kamerplanten, die bij een juiste verzorging het lang in woonkamers uithouden en op ongunstige plaatsen toch nog dicht bebladerd blijven.

Tot de tweede groep behoren: Aralia chinensis en A. spinosa. Zij kunnen door wortelstokken en uitlopers in de boomkwekerijen worden voortgekweekt, wanneer deze delen het eerste jaar maar op een schaduwrijk plekje worden uitgezaaid. Nauw met deze soorten verwant is de A. elata, ook bekend als Dimorphanthus mandshuricus, waarvan een paar bonte variëteiten, de A. e. variegata met onregelmatig wit berande bladeren en A. e. aurco-variegata met vlekken en gele randen, in de handel gebracht zijn.

PROF. DR TH. J. STOMPS.

< >