geschiedschrijver uit Alexandrië (2de eeuw n. Chr.), kwam onder Hadnanus (117-138) te Rome en verwierf het hoge ambt van procurator; hij schreef in het Grieks een geschiedenis der Romeinen tot zijn eigen tijd, in 24 boeken, zó ingedeeld, dat, behalve de geschiedenis van Rome zelf, van elk door de Romeinen overwonnen volk de geschiedenis en de onderwerping worden verhaald.
Overgebleven zijn boek 6-8 (Spanje, Hannibal, Africa), 11-17 (Syrië, Mithradates, en de burgeroorlogen) en van 9 de strijd in Illyrië; verder zijn nog fragmenten over. Van partijdigheid (bijv. tegen Cicero) en onnauwkeurigheid is Appianus niet vrij te pleiten; toch is zijn werk wegens het uitvoerig weergeven van goede bronnen van waarde, en het is voor sommige gedeelten der oude geschiedenis onze enige bron.Bibl.: Uitgave van Viereck-Roos (Leipzig 1905-1939).
Lit.: J. Carcopino, Autour des Gracques, chap. 11, La valeur historique d’Appien (Paris 1928); W. Ennslin, Appian und die Liviustradition zum ersten Bürgerkrieg, in: Klio, XX, p. 415 vlg.; Ed. Meyer, Untersuch. z. Gesch. der Gracchen, in: Kleine Schriften, I, p. 381 vlg.