Nederlands ingenieur en politicus (Werkendam 11 Mei 1894 ’s-Gravenhage 7 Mei 1946), gesproten uit een eenvoudig Rooms-Katholiek geslacht en zoon van een Protestants geworden hoofdonderwijzer, studeerde te Delft en legde hier in 1918 cum laude het ingenieursexamen af. Van 1918 tot 1920 was hij werkzaam bij de Rijkswaterstaat, werd in 1920 ingenieur bij Prov.
Waterstaat te Utrecht en werd op 1 Nov. 1927 tot hoofdingenieur bevorderd. Als zodanig heeft hij voortreffelijk werk geleverd: hij loste het Amsterdam-Rijnvraagstuk op, regelde de afwatering van de Geldersche Vallei, ontwierp een Goois kanalenplan en voorzag het gewest Utrecht van een wegennet. Hij nam het initiatief voor een wijziging van de oorspronkelijke plannen tot drooglegging van de Zuiderzee in die zin, dat de beide geprojecteerde zuidelijke polders tot een grote polder werden verenigd, slechts door een smal kanaal doorsneden. Sinds 1925 bewoog hij zich op politiek terrein: hij werd secretaris van het Comité van Actie tegen het door minister jhr mr H. A. v. Karnebeek voorgestelde Belgische verdrag dat uiteindelijk door de Eerste Kamer werd verworpen (1927, z Moerdijk, Moerdijkkanaal).
Na die tijd oefende hij nog meermalen critiek op de regering uit (de overval op Curaçao, de muiterij op de „Zeven Provinciën”). Hij toonde zich een voorstander van versterking van het Koninklijk gezag en kreeg door de economische crisis vele medestanders. Hij stichtte daarop met C. van Geelkerken 14 Oct. 1931 de N.S.B. (Nationaal-Socialistische* Beweging), al spoedig de belangrijkste van de vele fascistische groeperingen uit die tijd. Nadat het lidmaatschap van de N.S.B. voor ambtenaren verboden was, kreeg Mussert 1 Mei 1934 ontslag uit zijn betrekking. Vooral na het aan de macht komen van Hitler (1933) richtte hij zich geheel naar het Duitse voorbeeld. Zelfs gaf hij in Apr. 1940 te kennen bij een eventuele Duitse inval de armen over elkaar te zullen kruisen. Tijdens de Meidagen van 1940 hield hij zich schuil in een boerderij te Huizen (N.-H.). .Na de capitulatie werd hij dra een werktuig in handen van de Duitse bezetters, die hem niet hoger aansloegen dan een gemiddelde gouwleider: Himmler, Seyss-Inquart*, Fritz Schmidt, Hans Rauter* e.a. misbruikten hem voor hun doeleinden. In eigen kring waren o.a. Rost van Tonningen en J. H. Feldmeyer, hoofd van de Nederlandse S.S., zijn tegenspelers. Het hem 10 Dec. 1942 verleende praedicaat „Leider van het Nederlandse volk” en de hem 1 Febr. 1943 toegevoegde „secretarie van staat”, die zgn. ingeschakeld werd bij het openbaar bestuur, gaf hem zelfs geen schijn van werkelijke macht.
Na Dolle Dinsdag (5 Sept. 1944) distancieerde hij zich ook van zijn oude medewerker Van Geelkerken. Op 7 Mei 1945 werd hij te ’s-Gravenhage gevangen genomen en na een tweedaags proces (27/28 Nov. 1945), waarbij hij grote kalmte aan de dag legde, ter dood veroordeeld op beschuldiging van:
1. Nederland onder Duitse heerschappij en wel bepaaldelijk onder heerschappij van Hitler te hebben willen brengen (Germaanse Statenbond);
2. een aanslag te hebben voorbereid om de grondwettige regeringsvorm in Nederland te vernietigen of op ongrondwettige wijze te veranderen;
3. actieve deelneming van Nederlandse zijde aan de Duitse oorlogvoering te hebben bevorderd en bewerkstelligd. Zijn beroep in cassatie werd 20 Mrt 1946 verworpen, waarna het vonnis op 7 Mei door de kogel werd voltrokken. Mussert streefde naar een „onafhankelijk” Nederland in een Bond van Germaanse Volken onder leiding van Hitler en was een tegenstander van de inlijving van Nederland bij Duitsland. Zijn zelfoverschatting heeft hem verhinderd om tijdig in te zien, dat hij de speelbal werd van machten, waartegen hij niet opgewassen was.
Bibl.: Versl. v. d. Commissie ingesteld door de K. v. K. voor Gooiland om te onderzoeken de.... verbetering van de verbinding v. h. Gooi met de scheepvaartwegen in Ned. (Bussum 1926); Richtl. voor een Ned.-Belg. overeenk. (Utrecht 1927); De plannen voor de scheepvaartverbinding Amsterdam - Rijn (Utrecht 1929); Vrij baan voor de toekomst. Bijdrage tot de kennis v. h. wegenvraagstuk (Utrecht 1931); De bronnen van het Ned. nat. socialisme (Utrecht 1937) ; Vijf nota’s aan Hitler over de samenwerking van Duitsl. en Ned. (’s-Gravenhage 1947, Bronnenpubl. v. h. Rijksinst. voor oorlogsdocumentatie, no 3).
Lit.: P. H. Rit ter Jr, Over M., 2de dr. (Baarn 1934); J. Homan v. d. Heide en J. M.
Figee, M. als ingenieur (Utrecht 1944, documentair, doch nat.-soc.) ; Het proces-Mussert (’s-Gravenhage 1948, Bronnenpubl. v. h. Rijksinst. v. oorlogsdocumentatie, no 4) ; Onderdrukking en verzet, II (Arnhem 1950).