Frans schrijver (Parijs 22 Nov. 1869), is afkomstig uit een Protestants gezin, waarvan de vader en moeder uit zeer verschillende gebieden van Frankrijk stammen. Later heeft de schrijver hieraan zijn beweeglijkheid en zijn onvermogen tot definitief stelling nemen toegeschreven.
Hij ontvangt de in het gegoede milieu gebruikelijke opvoeding, en komt zeer jong nog in contact met de kringen der symbolisten. Bewonderend luistert hij naar de uiteenzettingen van Mallarmé, zijn eerste werken zijn dan ook doordrenkt met symbolistische denkbeelden en gevoelens (Les Cahiers d’André Walter, 1891, en Les Poe'sies d’André Walter, 1892) en worden door deze dichterschool gunstig ontvangen. Gide zelf verwijdert zich echter vrij snel van deze opvattingen, ook al publiceert hij nog een aantal literair-wijsgerige traités in symbolistische trant (o.a. Le Traité du Narcisse, 1891). Meer en meer raakt hij in de loop van de komende jaren er van overtuigd, dat het symbolisme veelal gekunsteld is, te ver afstaat van de natuur en te weinig in aanraking komt met de zintuiglijke werkelijkheid.
Bovendien zou het iedere ironie, ieder „spel”, volgens hem missen. Gide schrijft dientengevolge zijn eerste „soties”: Paludes (1895) en Le Prométhée mal enchaîné (1899), maar de volmaaktste uitdrukking van dit sensuele genieten vindt men in het veel verspreide Les Nourritures Terrestres (1897), misschien één van de boeken, die de grootste invloed gehad hebben op volgende generaties. In dit werk, geschreven in een nog altijd symbolistische stijl, predikt Gide het volmaakte genot en tegelijk het pathetische van een zuiver en, zoals men wel gezegd heeft, heidens sensualisme. Door geen enkele moraal meer gebonden, door geen enkele denkwijze meer beïnvloed, geniet de mens zuiver en direct van de aardse vruchten.
Hij moet bovendien openstaan voor dit genieten, en wel zo volledig en zo echt als mogelijk is. Men vindt hier dus reeds twee elementen, die ook later een grote rol in zijn werk blijven spelen, en als het ware twee constanten zijn in deze uiterst beweeglijke en gecompliceerde geest: de „disponibilité” en de „sincérité”: de mens moet voor al het nieuwe altijd weer onbevooroordeeld beschikbaar zijn. Naast deze leer, die hij werkelijk predikt, ondergaat Gide ook geheel nieuwe invloeden. Hij leest en herleest Dostojewski en Nietzsche, die gedeeltelijk door zijn invloed, in Frankrijk ingang vinden.
Daarnaast publiceert hij verschillende toneelstukken, waarvan het thema veelal aan bijbelse of klassieke teksten ontleend is : Le Roi Candaule (1901), Saül (1903) enz. Duidelijk ziet men hier voor het eerst hoe zeer verschillende sexuele verschijnselen, die men veelal voor abnormaal houdt, Gide beheersen en bezighouden. Ten slotte laat Gide zich in deze periode reeds kennen als een voortreffelijk criticus; hij bundelt zijn verhandelingen in Prétextes (1903) en Nouveaux Prétextes (1911). De gedachte van de Nourritures wordt voortgezet in L’Immoraliste (1902), geschreven na een verblijf in Afrika.
Het werk beschrijft hoe een kamergeleerde, na zijn huwelijk en een bijna dodelijke ziekte, zich langzaam losmaakt van iedere verplichting, hetzij maatschappelijk of moreel, en tot een ongebreideld genieten van het zintuiglijk schone komt. In deze novelle heeft men niet ten onrechte een invloed, althans een parallel, van Nietzsche gezien. Het merkwaardige bij Gide is echter, dat hij daarnaast in staat bleek een verhaal als La Porte Etroite (1909) te schrijven, waarin de religieuze ascese zeer indringend beschreven wordt. Wel is waar wordt de opoffering van één der hoofdpersonen als vrijwel nutteloos voorgesteld, maar dit neemt niet weg, dat in Gide zelf eigenlijk altijd een „dialoog” plaats vindt tussen tegengestelde standpunten.
De eerlijkheid van Gide gebiedt hem vele standpunten, ook al sluiten deze elkaar uit, tegelijkertijd te verdedigen. Hij verontrust daarmee vele lezers, hij boeit andere; zeker is, dat zijn bedoeling juist in dit „inquiéter” ligt. Zo publiceert hij in 1914 de belangrijkste ,,sotie” Les Caves du Vatican, waarin men uitgebreid vindt, wat ook reeds in vroegere werken aanwezig was, nl. de theorie van de „acte gratuit”.Alleen die handeling is echt, welke onmiddellijk, impulsief, en als het ware zonder aanwijsbare oorzaak geschiedt. Na de oorlog bemerkt men bij Gide wederom een religieuze crisis (Numquid et tu, 1922) maar al spoedig zetten zich andere tendenties in zijn werk voort. Zijn eerste en volgens hem zelf enige roman Les Faux-Monnayeurs (1926) is van een zeer oorspronkelijke bouw, die grote invloed op anderen gehad heeft, en behandelt de valsemunters op vele gebieden. Op te merken is bovendien, dat Gide’s belangstelling voor sociale problemen steeds groter wordt om uit te lopen op zijn bekering tot het communisme : Voyage au Congo (1927), Le Retour du Tsad (1928).
In zijn Retour de l’U.R.S.S. (1936) blijkt deze geest, die onder geen voorwaarde verstarren wil, ook reeds weer teruggekeerd van de communistische idealen, zoals deze in Rusland verwerkelijkt worden. Wel treden meer en meer „humanistische” opvattingen in zijn geschriften naar voren, in het bijzonder in Les Nouvelles Nourritures (1935), waarin Gide nogmaals zijn geloofsbelijdenis geeft. Door dit voortdurend rekenschap afleggen, door dit hardnekkig streven naar absolute eerlijkheid plaatst Gide zichzelf altijd in het middelpunt van zijn belangstelling. De autobiografie ontbreekt dan ook niet: Si le grain ne meurt.... (2 dln, 1920-’21) is er het eerste voorbeeld van; in 1939 wordt het dagboek van Gide (Journal 1889-1939) openbaar gemaakt, waarvan later de publicatie is voortgezet (in 1946: Journal is 1942, in 1950: id. 1942-46). Een laatste wel is waar gecamoufleerde autobiografie vindt men in de behandeling van de Griekse legende Thésée (1946).
Zijn invloed, waarnaar hij ook altijd gestreefd heeft, is buitengewoon groot geweest.
s. DRESDEN
Lit.: Jean Hytier, A. G. (1938); M. Albarda, A. G. et son Journal (diss.
Groningen 1942); Paul Archambault, Humanité d’A. G. (1946) ; Charles du Bos, Le Dialogue avec A. G. (1947) ; Klaus Mann, A. G. (1948); Arnold Naville, Bibliogr. des écrits de A.
G. (i949)-