Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Allairt beylinc

betekenis & definitie

uit het aanzienlijke Goudse geslacht van Splinter (de naam Beylinc is vermoedelijk het eerst door hem en zijn broeder Joris gevoerd), was een Kabeljauws bendeleider in Holland en van 1422-1425 schout van Gouda. In 1425 behoorde hij tot de bezetting van het slot te Schoonhoven, die zich in Maart van dat jaar aan de Hoeksen onder Floris van Kijfhoek moest overgeven.

Beylinc heeft niet, zoals zijn metgezellen, behoud van lijf en goed kunnen bedingen, maar werd ter beschikking gesteld van Jacoba van Beieren. Geruime tijd trachtte hij het losgeld van 1000 Hollandse schilden, dat hem was opgelegd, bijeen te brengen, doch hij schijnt hierin, ondanks hulp van Philips de Goede van Bourgondië, niet te zijn geslaagd. Hij blijkt althans in het laatst van 1425 of in het begin van 1426 naar Schoonhoven te zijn teruggekeerd, waar hij ten offer is gevallen aan de wraak van Gerard van Poelgeest, wiens kasteel bij Koudekerke in 1420 door Allairt en zijn broeder was ingenomen en verwoest. Op Poelgeest’s last is hij, in het nachtelijke duister, levend begraven bij het Schoonhovense slot, ,,op enen molenwerff”.Zoveel is op te maken uit berichten en documenten uit de 15de eeuw. In de 16de eeuw is dan de traditie ontstaan, gepopulariseerd door Wagenaar en Bilderdijk, Helmers en Tollens, dat Beylinc, na zijn gevangenneming veroordeeld om levend te worden begraven, een maand uitstel verkreeg om orde op zijn zaken te stellen, en toen, getrouw aan zijn woord, met heldenmoed terugkeerde om zijn wreed vonnis te ondergaan.

Lit.: R. Fruin, De waarheid aangaande Allairt Beylinc, in Verspr. Geschriften VIII (’s-Gravenhage 1903), blz. 202-240; J. A. Binger, Albrecht Beylinc in de geschiedenis en in de litteratuur, diss., Amsterdam (1917).

< >