is de naam
(1) van een kleine Indianenstam aan een zijrivier der Ottowa. In de bloedige oorlogen aan de zijde der Fransen tegen de Irokezen zijn ze ondergegaan of uit hun oorspronkelijke woonplaatsen verjaagd. Wat overgebleven is, wordt de stam der Ottawa genoemd;
(2) van een grote taalfamilie, omvattende tal van stammen o.a. de Delawares, de Ojibways of Chippewa’s, de Ottawa’s, de Cheyennes, de Zwartvoet-Indianen, de Mohikanen enz. Zij bewoonden het Z. en W. van Canada, de V.S. ten O. van de Mississippi, het dal van de Ohio en de staten langs de Atlantische kust tot 36° N.Br. Deze stammen, die wat hun taal betreft bijeenhoren, zijn van zeer verschillende rassamenstelling.
De Algonkin leefden deels van de jacht, deels van de landbouw. De Cheyennes, door de Sioux naar het W. gedreven, hebben de landbouw geheel verlaten en leven als jagers en vissers. Alleen in hun mythen hebben ze de herinnering aan hun vroeger boerenbestaan bewaard. De overige Algonkin leven nog van landbouw (maïs, rijst, tabak enz.) en zijn vreedzame Amerikaanse burgers. De priesters, die in staat zijn zich met geesten in gemeenschap te stellen, die ziekten kunnen afzweren en de toekomst kunnen beinvloeden, hebben grote macht. Het bestuur berust bij de clanhoofden in overleg met de oudsten en de volksvergadering.
Lit.: Handbook of American Indians north of Mexico, I. Algonquian family; G. B. Grinnell, The Cheyenne Indians, their history and ways of life (New Haven 1923); M. R. Harrington, A preliminary sketch of Lenape culture (1913).