Italiaans beeldhouwer (Bologna 1602-Rome 10 Juni 1654), kreeg zijn opleiding in de Academie, die door de Carracci was gesticht en bij den beeldhouwer Giulio Cesare Conventi. Hij onderging echter ook invloed van schilders uit zijn tijd, in het bijzonder van Carlo Maratta.
Op zijn twintigste jaar werkte hij te Mantua voor hertog Ferdinand. Hij onderging daar de invloed van de fresco’s van Giulio Romano en van de antieken-verzameling van den hertog. In 1625 kwam hij naar Rome, waar hij werk in ivoor, brons en zilver maakte, doch zich ook bezighield met het restaureren van antieke beelden. Daarnaast vervaardigde hij portretbustes. In 1640 maakte hij twee figuren in stucco van Johannes den Doper en Maria Magdalena voor S. Silvestro a Monte Cavallo. In hetzelfde jaar werd hij „principe” van de Accademia di S. Luca. In 1641 ontstond van zijn hand de groep van de onthoofding van Paulus voor S. Paolo te Bologna.Grote opdrachten kreeg Algardi van paus Innocentius X. In 1645 maakte hij een bronzen standbeeld van den paus zelf. Voorts werd het graf van paus Leo XI voltooid, waarvan Algardi echter alleen de figuur van den gestorvene eigenhandig uitvoerde. In 1646 bestelde Innocentius het grote, zeven meter hoge reliëf met de verdrijving van Attila voor het altaar van den H. Leo.
Algardi vervaardigde een groot aantal portretbustes zoals die van de Frangipani’s in S. Marcello al Corso te Rome. Zij zijn in hoge mate naturalistisch, maar toch niet peuterig of klein van opvatting.
Algardi is tegenover den bij uitstek barokken Bernini meer klassicist. Hij houdt sterk vast aan de principes van de Hoog-Renaissance, terwijl zijn vernieuwingen in barokke zin het duidelijkst uitkomen in verschillende details van zijn werk.
Lit.: Dr A. E. Brinckmann, Barockskulptur (1917); G. Delogu, Ital. Bildhauerei (1942).