Heilige (Lauingen in Zwaben 1193 (1206?) - Keulen 15 Nov. 1280), uit het geslacht der graven van Bollstadt, trad te Padua in de orde der Predikheren, werd te Parijs doctor en magister, was van 1248-1254 leraar te Keulen en had er den H. Thomas van Aquino als leerling.
Van 1260-1262 was hij bisschop van Regensburg, werd daarna kruistochtprediker en ijverde vurig voor de vrede. Deze „doctor universalis” verbaasde zijn tijdgenoten door zijn kennis van chemie, mechanica en physica, wat sommigen aan toverkracht deed denken. Maar vooral was hij wijsgeer en theoloog. Hij grondvestte zijn filosofie op de leer van Aristoteles (ook in zijn biologische werken De animalibus en De plantis volgt hij over het algemeen Aristoteles bijna woordelijk, maar in de commentaren, die hij hieraan toevoegt, bewijst hij een uitstekend waarnemer van de natuur te zijn geweest) en hij was mede een baanbreker in de godgeleerdheid.Te Lauingen heeft het nageslacht hem een standbeeld opgericht. Einde 1931 werd hij door Pius XI heilig verklaard en tot Kerkleraar uitgeroepen. Zijn feestdag is 14 November.In de beeldende kunst wordt Albertus Magnus als Dominicaan voorgesteld, vaak met pontificale klederen over zijn habijt en de bisschopsmijter op zijn hoofd of aan zijn voeten (Raam uit de eerste helft der 15de eeuw in de Sint-Victorsdom te Xanten). Bij fra Angelico hanteert hij, als geleerde de pen en heeft boeken bij zich. Met doctorshoed wordt hij voorgesteld omtrent 1350 door Tommaso da Modena te Treviso in de kapittelzaal van het Dominicanerklooster, en door Justus van Gent op een paneel in de Galleria Barberini te Rome.
Bibl.: De Laudibus beatae Virginis; De natura boni; Summa de creaturis. De uitgaven van P. Jammy (21 dln, Lyon 1651) en A. Borgnet (38 dln, Paris 1890-1899) zijn verouderd.
Lit.: F. Pelster, S. J. Kritische Studiën zum Leben und zu den Schriften Alberts des Grossen (Freiburg i. B. 1920); G. Meerseman, O. P., Introductio in opera omnia B. Alberti Magni (Bruges 1932); Arts, De H. Albertus de Groote (Gent 1932).