zijn personen, die in betrekking staan tot de geheime politie. Zij trachten het vertrouwen te winnen van verdachte politieke personen om aldus achter hun geheimen te komen, en proberen, na zichzelf als lid van verdachte politieke organisaties te hebben doen opnemen, andere leden over te halen tot strafbare handelingen: aanslagen, opstanden enz., waarvan zij dan te voren hun principalen op de hoogte hebben gesteld.
Uit de aard der zaak spelen agents provocateurs een grotere rol in absolute monarchieën en dictaturen dan in demokratisch geregeerde landen, daar hier de mogelijkheid tot het propageren van afwijkende staatkundige meningen zoveel groter is en niet zo vaak tot de middelen van geheime organisatie en samenzwering behoeft te worden gegrepen. De bloeitijd van het optreden der agents provocateurs valt dan ook in Frankrijk in de dagen van het Consulaat en het Keizerrijk, toen de geheime politie onder leiding van Fouché hen vaak gebruikte om de tegenstanders van het régime — Jacobijnen, royalisten etc. — tot daden van geweld te verleiden en hen daarna te vernietigen. Een beruchte agent provocateur en leider van het opsporingsdepartement der Parijse politie uit die dagen is François-Eugène Vidocq (1775-1857), wiens arbeidstijd ligt tussen 1809 en 1827 en nogmaals korte tijd na 1832, en op wiens naam (wellicht ten onrechte) een in 1828 verschenen boek Mémoires de Vidocq staat. De Restauratie van 18141815 wendde dit middel op haar beurt aan tegen de Bonapartisten, vooral tegen de ontslagen en deswege ontevreden militaire aanhangers van Napoleon I. — In Duitsland liet Bismarck gaarne agents provocateurs los tegen de sociaal-demokratie. Vooral de tijd van de Socialistenwet (18781890) was rijk aan provocaties van de zijde der politie, ten einde de politieke leiders onschadelijk te maken. Wel het sterkst heeft het tsaremegiem zich van dit middel bediend in de strijd tegen de révolutionnaire organisaties: vele nihilisten zijn tot aanslagen verleid door agents provocateurs; daarna speelden de agents provocateurs een rol in de Russische revolutie van 1905 (de bekende priester Gapon, de leider van de volksoptocht op 22 Jan. 1905, de „bloedige Zondag”, stond in betrekking met de geheime politie) ; zelfs bleek na de revolutie van 1917, dat de voorzitter der bolsjewistische fractie in de Doema, Marinowsky, voor Wereldoorlog I gedurende al die tijd tevens agent van de geheime politie was!