(tcg. deelwoord van Lat. agere, doen of handelen) duidde in het algemeen aan een werkende oorzaak of een kracht. In de natuur- en scheikunde wees men met dat woord een kracht aan, die ons in haar aard voorlopig onbekend was, bijv. de scheikundige verwantschap, die de verbinding van ongelijksoortige stoffen veroorzaakt; de kracht van samenhang (cohaesie), die de deeltjes der lichamen aaneenhecht en hieraan hun vastheid geeft: of de warmte, die het uitzetten, het smelten en het verdampen doet ontstaan.
Op het gebied der geneeskunde betekent nog een agens alles, wat op het lichaam inwerkt, bijv. de electriciteit, het magnetisme enz. Op kerkelijk terrein is agens degene, die de voornaamste functie uitoefent bij het kerkelijk officie.
