Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Adriaan ANTHONISZ

betekenis & definitie

(Metius), Nederlands wis- en vestingbouwkundige, landmeter en cartograaf (Alkmaar ? omstr. 1543 - begr. aldaar 20 Nov. 1620; in de aantekening van het betaalde grafgeld is de naam Metius toegevoegd); tevens een der eerste en getrouwste aanhangers van den prins van Oranje, weshalve hij ook in 1568 werd verbannen. In het bestuur van Alkmaar speelde hij een rol als lid der vroedschap en schepen en een aantal jaren, van 1582 af, was hij er burgemeester.

Dientengevolge werd hij ook met opdrachten, het landsbestuur rakende, belast. Verschillende werken op wis- en sterrenkundig gebied heeft hij nagelaten, als Beschrijvinge van allerhand sonnewysers (1587) en Van de metinghe des cirkels (1595). Als „Ingenieur der Staten Graeffelycheyts van Hollandt” of fortificatiemeester (1578) en later als „Ingenieur der Generaliteyt” (1603) of stercktebouwmeester der Vereenigde Nederlanden, heeft hij onder prins Willem I en prins Maurits voor bijna alle belangrijke steden en sterkten in Nederland de verbouwing of uitbreiding der fortificatiën ontworpen volgens het Oud-Nederlandse stelsel (z versterkingskunst) op de wijze, als in het boek van zijn zoon Adriaan Metius, professor te Franeker: Fortificatie ofte Sterckten-bouwinghe (Franeker 1626) voor ons bewaard is gebleven.In het Alg. Rijksarchief en stedelijke archieven zijn vestingplans, door hem vervaardigd, aanwezig, o.m. van Alkmaar, Amersfoort, Harderwijk, Hasselt en Woudrichem, doch uit de Resolutiën van de Staten-Generaal, de Staten van Holland en andere gewesten der Unie blijkt, dat hij herhaaldelijk met het inspecteren van vestingen en forten werd belast en adviezen uitbracht voor de verbetering der fortificatiën. In chronologische volgorde noemen wij: Alkmaar (1573-1574), Hoorn (1576), Utrecht (1577-1584), Amsterdam (1578-1586 en 1593-1597), Naarden en Muiden (1579-I580), Gorinchem (1579-1590), Coevorden en verschillende steden in Friesland (1580, 1581, enz.), Kampen (1580-1591), Willemstad (1584, enz.), Schenkenschans, Tiel, Woudrichem (1585-1586), Elburg, Harderwijk, Zwolle, enz. (1586-1590), Enkhuizen, Doesburg, Bourtange (1593), Oostende (1593-1594), Amersfoort (1594), Deventer (1594-1597), Zaltbommel en Gorinchem (1596), Hasselt (1597), Breda (1598). Tot zijn voornaamste medewerkers behoorden de ingenieurs Johan van Rijswijck, Jacob Kemp en Nicolaas de Kemp. Van zijn zonen hebben Dirk, Adriaan en Anthonie zich eveneens als wiskundigen onderscheiden, en de naam „Metius” aangenomen.

Voor zijn wiskundige, astronomische en andere geschriften zie zijn levensbeschrijving door C. de Waard in het N. Ned. Biogr. Woordenboek, dl I, blz. 156.

W. H. SCHUKKING.

< >