(of Adamaoua), te voren Foembina geheten, is een hoogland in Noord-Kameroen aan de bovenloop van de Binoewe (Benoë). Boven het golvende terrein verheffen zich enkele hoge bergen van zonderlinge gedaante, o.a. de Gendere bergen (3000 m) en de Alantika (2700 m).
Aan de Noordzijde stroomt de Logone, maar de Sjari, Mbam en Sanaga stromen door Kameroen naar de Golf van Guinee. Het klimaat is vochtig en ongezond, de plantengroei is in het Z. savannaachtig en in het N. meer steppe. De bevolking verbouwt er o.a. rijst, tarwe, maïs, sesamzaad en katoen. Verder heeft zij runderteelt. De bodem bevat o.a. lood, ijzer en koper. De oorspronkelijke bevolking bestaat uit een aantal Negerstammen, o.a. de Butta’s, de Morghi’s, de Fali’s en de Mboems. Later zijn er uit het N.W. de Fellata doorgedrongen, die er thans met de Haussa de heersers zijn.Adamaua behoorde tot 1918 grotendeels tot Duits-Kameroen; thans is dit Frans mandaatgebied. Alleen de Westelijke rand, waarin de oude hoofdstad Iola, behoort tot Brits-Nigerië. Iola heeft katoen- en lederindustrie en handel in ivoor en manufacturen uit Kano, Noepe en Europa. In het Z., op Frans gebied, ligt nog Banjo, de eerste ivoormarkt van het land.
