(Duits: Kamerun, Engels: The Cameroons, Port.: Rio dos Camaroes, d.i. Krabbenrivier) was de naam van een Duitse kolonie in N.W.-Afrika aan de Golf van Guinea, die zich uitstrekte van Nigerië tot het Tsaadmeer, en na Nov. 1911, na toevoeging van delen van Frans Aequatoriaal Afrika, tot aan de Kongo.
De kolonie telde op een oppervlakte van 750 600 km2 ca 3 800 000 inw. In Wereldoorlog I verloor Duitsland dit gebied. Een 150-200 km breed woud scheidt het kustgebied van de hoogvlakte in het binnenland. Deze hoogvlakte stijgt verder landwaarts tot het gebergte van Adamaua (1800-3000 m) .Talrijke rivieren breken door deze hoogten heen en stromen, na talrijke watervallen en stroomversnellingen te hebben gevormd, in zee. De voornaamste is de Kameroenrivier en in het zuidelijk gedeelte de Sanaga, die de Nachtigal-watervallen vormt; verder de Njong, de Lokoendsje en de Djah, die in een zijrivier van de Kongo uitmondt.Het klimaat in de kuststreek is ongezond en zelfs gevaarlijk (slaapziekte); in het hogere binnenland is het beter. De regenval bedraagt jaarlijks 4016 mm, de gemiddelde temperatuur 25,4 gr. C.; in het gebergte is de temperatuur 6 gr. lager. Meer naar het binnenland bevindt zich een savannesteppe met hoog gras. Met succes is van de vruchtbare bodem in de kuststreken partij getrokken voor de cultuur van oliepalmen, kokospalmen, bananen, maniok, bataten, aardnoten, sesam en maïs.
Voor de aanleg van plantages zijn vooral de hellingen van het vulkanische Kameroengebergte of Moedongoma Loba (Godsberg) zeer geschikt.
Het strekt zich uit in de richting Z.Z.W.-N.N.O. en helt steil naar de zee af. Het beslaat ca 2000 km2 en is een deel van de vulkaanreeks, die over Fernando Póo en S. Thomé naar Annobón loopt; de bodem is zeer poreus en daardoor arm aan water. De hoogste top is de Fakoberg (4070 m). De voet van het gebergte is door een tropisch oerwoud bedekt, daarop volgt een plateau met gras en Alpenkruiden, waarboven zich enkele kale parasietkraters en lavakoppen verheffen. Het kustgebied aan de voet bezit een zeer vruchtbare, verweerde vulkanische bodem en heeft veel nef rslag. Er leven veel krokodillen en nijlpaarden, in het grasland vaak grote kudden olifanten, doch in de vlakten langs de kust treft men geen jachtdieren aan.
De inheemse bevolking bestaat uit Bantoenegers, die de kuststreek, en uit gemengde Soedan-Negers, die de savannen bewonen.
GESCHIEDENIS
Sedert 1868 bestonden er in Kameroen Duitse nederzettingen (o.a. van de Hamburgse firma Woerman), die in 1884 door Bismarck onder bescherming van het Rijk geplaatst werden. In 1894 werd een verdrag met Frankrijk gesloten, waarbij Kameroens oostgrens vastgesteld werd. In verband met hun andere koloniale politiek deden de Duitsers afstand van hun rechten op het gebied rechts van de Tsjari. Bij het Marokko-Kongo-verdrag echter van 4 Nov. 1911 verkreeg Duitsland een groot stuk van Frans Aequatoriaal Afrika, dat zich tot de Oebangi uitstrekte (Nieuw Kameroen). Middelerwijl was een deel van Adamaoea (het land ten Z. van het Tsaadmeer) veroverd, waardoor ook een grensregeling met Brits Nigerië tot stand had kunnen komen. Tijdens Wereldoorlog I werd Kameroen in 1916 door de Engelsen en Fransen veroverd. Bij de Vrede van Versailles werd het grootste deel van het land als mandaatgebied aan Frankrijk toegewezen (Nieuw Kameroen werd rechtstreeks met Frans Aequatoriaal Afrika herenigd), de rest — zich uitstrekkend evenwijdig aan de oostelijke grens van Nigerië — als mandaatgebied aan Engeland. De grensregeling tussen beide mandaatgebieden kwam tot stand op 10 Juli 1922.
Na Wereldoorlog II is het mandaat overgegaan in een trusteeship van de Verenigde Naties, waarbij bepalingen zijn gesteld tot het tegengaan van slavernij, van gedwongen arbeid (behoudens een enkele uitzondering) en tot het verbod van handel in wapenen en van geestrijke dranken.
Lit.: E. Sembritzki, Kamerun (Berlin 1909); E. Zimmerman, Neukamerun (Berlin 1913) ; A. F. Calvert, The C. (London 1917) ; Gameroon-Handbook (1920) ; H. Paulin, Cameroun-Togo (1923); G.
Martin, L’existence du Cameroun (1922); F. W. H. Migeod, Through British C. (London 1925); A. J. Reynolds, From the Ivory Coast to the C. (London 1929) ; Guide (brun) du Cameroun (Guide des Colonies françaises: Afrique française, ÏQSS); J- Wilbois, Le C. (Paris 1934); R.
Susset, La vérité sur le C. et l’Afrique Equatoriale franç. (Paris 1934); H. Laboure t, Le C. (Paris 1937); G. Escherich, Kamerun (Berlin 1938); M. M. Du Gard, L’Appel du C. (Paris 1939); R. R.
Kaczynski, The C. and Togoland (Paris 1939); J- Bouchaud, Histoire de géographie du C. sous le mandat français. Nouv. éd. (Douala 1944); B. Lembezat, C. (Paris 1947); Report on the Administration 01 the C. under United Kingdom Trusteeship for the Year 1948 Colonial nr 244, H. M.S.O. (1949).
West-Kameroen,
Brits Kameroen (The Cameroons), het Britse trusteeship, telt op 88 266 km2 (1948) 1 027 100 inw. Het noordelijk deel van Brits Kameroen wordt door de provincies Bornoe, Benoeë en Adamaua, het zuidelijk deel (de prov. Kameroen en Bamenda) wordt door de oostelijke provincies van Nigerië bestuurd.
De uitvoerproducten zijn voor een groot deel afkomstig van de in de kuststreek gelegen Europese cultuurondernemingen en bestaan vnl. uit bananen, palmpitten, cacao en rubber. De invoer bestaat vooral uit textiel, zout, cement, verven, ijzeren staalwaren benevens machines.
Frans Kameroen
(le Cameroun) telt op 438320 km2 (1948) 2902000 inw., w.o. 5800 Europeanen (4500 Fransen). Er worden vooral cacao, verse en gedroogde bananen, palmpitten, palmolie, koffie en hout uitgevoerd. De voornaamste afnemende landen zijn Frankrijk en andere delen van de Franse Unie, Nederland, Engeland en de V.S. De invoer bestaat vooral uit machines, katoenen weefsels, motorvoertuigen, cement, wijn, banden en meel. De importerende landen zijn: Frankrijk, V.S., Engeland, Nederland, Nigerië en België. Tegenover de havenplaats Doeala begint de Manengubaspoorweg; de andere spoorweg gaat van Doeala over Edea naar Widimenge.
Uit de bodem wordt tin en goud gewonnen. Frans Kameroen is als gevolg van de besluiten van 23 Mrt 1912 en 21 Febr. 1925 een autonoom gebied. Het wordt bestuurd door een Hoge Commissaris, die door een gekozen raad terzijde wordt gestaan. De zetel van het bestuur is gevestigd te Jaoundé, een stad van 50 000 inw., door de spoorweg met Doeala verbonden. Het gebied wordt door 3 afgevaardigden in de Nationale Vergadering en in de Raad van de Republiek vertegenwoordigd; naar de Assemblée van de Franse Unie vaardigt het 5 gedelegeerden af.