is de naam voor uitgestrekte vlakten, die slechts met kruiden en gras begroeid zijn en wegens gebrek aan neerslag niet of nauwelijks voor akkerbouw zijn te gebruiken. De steppen gaan in het algemeen geleidelijk over in woestijnen.
Zij worden verdeeld in zout- en zandsteppen, welke een kale, meestal leemachtige bodem hebben en grassteppen, die na de regens met een dicht maar eenzijdig plantenkleed zijn overdekt. Ook de toendra’s, die met mossen of korstmossen zijn overdekt, worden tot de steppe gerekend. De steppen komen onder verschillende namen over de gehele wereld voor; in Europa vooral in Hongarije (de poesta) en Zuid-Rusland. Ook de heiden in N.W.Duitsland en de landes in Z.W.-Frankrijk worden tot de steppen gerekend. In Noord-Amerika heten zij savannen (al hebben deze vaak ook meer en veelsoortiger vegetatie) en prairiën, in Zuid-Amerika llano’s en pampa’s. In Zuid-Afrika wordt de naam veld eraan gegeven.