Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Accountancy

betekenis & definitie

is de naam van het beroep van den accountant en omvat als leervak in hoofdzaak de kennis van „inrichtingsleer” en „controleleer”, waarvan de inhoud volgens het examenprogramma van het Ned. Instituut van Accountants (1946) aldus kan worden weergegeven:

Inrichtingsleer

kennis van de beginselen der statistische methode en vaardigheid in de toepassing van statistische hulpmiddelen op administratiën van verschillende aard; van de administratieve organisatie van huishoudingen van verschillende aard, waaronder begrepen lichamen van openbaar bestuur en vaardigheid in het ontwerpen van administratieve organisaties.

Contrôleleer

kennis van de methoden der algemene onderzoekingen naar de juistheid van adtninistratiën en van de toepassing dezer methoden; van de methoden van de bijzondere onderzoekingen (investigations) en van de toepassing dezer methoden; van de invloed van de samenwerking met andere accountants op de techniek; vaardigheid in de vorming van een oordeel omtrent de toestand en de uitkomsten van een bedrijfshuishouding uit administratieve gegevens; kennis van de eisen, waaraan de accountantsverklaring en het accountantsrapport moeten voldoen en vaardigheid in het samenstellen daarvan en van de ontwikkeling en van de huidige stand van het accountantsberoep in en buiten Nederland.

Hoewel in een rapport van een Brits-Indiër, op het accountantscongres te Berlijn (1938) teruggegrepen wordt naar 7000 a 8000 jaar v. Chr., toen het Hindoerijk reeds belangrijke overzeese handel dreef, welke een goede boekhouding en financiële verantwoording noodzakelijk maakte, en hoewel ook in de Griekse en Romeinse tijd al melding wordt gemaakt van controle-ambtenaren, terwijl in latere tijden regelmatig blijkt van bepaalde administratieve controleurs, zodat bijv. in Venetië in 1581 reeds een vereniging van beroepsaccountants bestaat, moeten als bakermat van de accountancy in zijn tegenwoordige verschijningsvorm Engeland en Schotland genoemd worden. De grote ontwikkeling vindt plaats in de 19de eeuw als gevolg van de industriële ontwikkeling. De eerste accountantsvereniging ontstond in Edinburgh (Schotland), welke in 1854 het Royal Charter verkreeg onder de naam van Society of Accountants in Edinburgh. In 1855 en in 1867 ontvingen respectievelijk het Institute of Accountants and Actuaries te Glasgow en de Society of Accountants te Aberdeen hun Royal Charter. Met deze drie later nauw samenwerkende verenigingen had de Chartered Accountant in Schotland zijn intrede gedaan.

Engeland zag in de jaren 187P-1877 in Liverpool, Londen, Manchester en Sheffield accountantsverenigingen ontstaan, welke in 1880 opgingen in het machtige Institute of Chartered Accountants in England and Wales, dat in dat jaar het Royal Charter ontving. De leden kregen bij het Charter o.a. het recht de letters F.C.A. of A.C.A. achter hun namen te gebruiken ( Fellow of the Chartered Accountants of Associate of the Chartered Accountants). Hiernaast kwam tot belangrijkste ontwikkeling de in 1885 opgerichte „Society of Accountants and Auditors”, hetwelk van de „Board of Trade” toestemming kreeg zich te constitueren onder de naam van The Society of incorporated Accountants and Auditors. In Ierland ontstond in 1888 het Institute of Chartered Accountants in Ireland. In andere landen kwam de Accountancy later tot bloei.

In Amerika werd de toonaangevende vereniging The American Institute of Accountants (1916), die bedoelde coördinerend en stimulerend te werken ten opzichte van de „State Societies” en de wettelijke voorschriften in de afzonderlijke staten. Opleiding geschiedt onder staatstoezicht aan vakscholen, zoals „The New York School of Accountants” (sinds 1892) en de „School of Commerce, Accountants and Finance”, verbonden aan de Universiteit van New York.

Hoewel in vele landen de behoefte is gevoeld om door een wettelijke regeling van het accountantsberoep grotere zekerheid voor het publiek te scheppen ten aanzien van de bekwaamheid en integriteit van de zich als „accountant” aandienende personen, kwam nog slechts in enkele landen een wettelijke regeling tot stand: Brits-Indië (1932 Registered Accountants), Noorwegen (1929, Statsautoriserte Revisorers), Denemarken (190g, Staatsautorisierte Revisoren) en Duitsland, waar na 1931 een uitgebreide regeling ontstond, waarbij drie groepen worden onderscheiden, n.l. Wirtschajtsprüfer, beeidigte Bücherrerisoren en Buch- und Steuer erater. In Zweden worden de accountants door de Handelskamers beëdigd. In Italië bestaan al sinds 1906 wettelijke regelingen voor het beroep welke in de jaren 1930-1938 tot verdere uitbouw kwamen. In de landen, waar het beroep de grootste ontwikkeling nam (Engeland, Schotland, Nederland e.a.), kwam echter nog geen wettelijke regeling tot stand en werd de zorg voor voldoende waarborg ten aanzien van bekwaamheid en integriteit van de accountants ter hand genomen door de vrije organisatie van beroepsgenoten, daarin al dan niet door een Royal Charter gesteund.

Ontwikkeling in Nederland.

Toen hier te lande na ca. 1880 zich een gunstiger conjunctuur ontwikkeling deed gevoelen, de bedrijvigheid toenam en de N.V. haar grote vlucht ging nemen, waarbij de scheiding tussen beheer en eigendom de behoefte deed opkomen aan controle op de geste van de beheerders, kreeg ook hier het accountantsberoep zijn kans. In 1879 vroeg C. J. Theunisse in een werkje „Proeve van administratieve controle in Vennootschappen van Koophandel”, als eerste aandacht voor het probleem der controle. Terzelfdertijd ontstonden „boekhoudbureaux”, die als controlerende en adviserende instanties voor het bedrijfsleven optraden. De bekendste zijn „Confidentia” te Rotterdam (1883) en „Bureau voor Verificatie, Arbitrage en Administratieve Controle” te Amsterdam (1893). In deze zelfde tijd vestigde zich te Amsterdam als eerste, die de titel „accountant” gebruikte, de heer E. van Dien. Op 15 Dec. 1894 namen, op initiatief van „Confidentia” te Rotterdam, de bekende leiders van boekhoudbureaux, experts op comptabel gebied, e.d. het oprichten van een accountantsorganisatie ter hand. Engeland diende als voorbeeld. Zo werd in 1895 opgericht Het Nederlandsch Instituut van Accountants, dat dadelijk de opleiding voor het beroep van accountant ter hand nam, waartoe een Bureau der Examens werd ingesteld en regels stelde ter zake van de behartiging van de belangen der leden en van het publiek. Zo werd o.a. bepaald, dat de leden te goeder naam bekend moesten staan, en dat er een „geheimhoudingsplicht” bestond ter zake van „in hun beroep aan hen bekend geworden gegevens”. Daarnaast kwam onmiddellijk een standsrechtspraak tot stand (1896). Bij de verdere ontwikkeling heeft het Nederlandsch Instituut van Accountants een eerste rol gespeeld. In 1906 is, als gevolg van tegenstellingen in het Instituut, een belangrijke groep uit het N. I. v. A. getreden en heeft „de Nederlandsche Accountants Vereeniging” opgericht. De N.A.V. stelde o.a. in 1910 een „Reglement van Arbeid” in, waarin in een klein aantal bepalingen normen gegeven werden, aan welke de accountant bij zijn beroepsuitoefening had te voldoen. Dit Reglement zou tevens de „Raad van Tucht” tot richtsnoer moeten dienen. Als propagandamiddel werden jaarlijkse „Accountantsdagen” ingesteld, die ook na de hereniging van de N.A.V. met het N.I.v.A. (1919) regelmatig werden voortgezet.

Naast het Instituut ontstonden de Nederlandsche Bond van Accountants (1899) en de Nederlandsche Organisatie van Accountants (in 1922 ontstaan uit de fusie van de Nederlandsche Academie van Accountants en de Nationale Organisatie van Accountants, beide uit 1902). Het N.I.v.A., de Bond en de Organisatie kwamen mede in verband met pogingen om tot een wettelijke regeling van het beroep te komen, tot steeds nauwer samenwerking, aanvankelijk vooral door het instellen van het „Federatief Examen” van N.I.v.A. en Organisatie, maar later leidend tot een algehele fusie binnen het N.I.v.A. in 1934. Naast het N.I.v.A. bestaat thans als belangrijke beroepsorganisatie vooral de Vereeniging van Academisch gevormde Accountants (V. A. G. A.), opgericht in 1927, waarvan de leden vrijwel allen behoren tot de afgestudeerden van de Nederlandsche Economische Hoogeschool te Rotterdam. Een Vereeniging van Rijksaccountants (1918) en een Vereeniging van Gemeente Accountants (1927) omvatten overheidsaccountants. Sinds 1919 wordt namens de Regering een examen voor accountant bij de Directe Belastingen gehouden. Het examenprogramma sluit zich grotendeels bij dat van het N.I.v.A. aan.

Andere verenigingen als de Nederlandsche Broederschap van Accountants (igog, waarmede in 1917 en 1918 enkele kleinere verenigingen fusionneerden), de Nederlandsche Unie van Accountants (1926, waartoe later eveneens enkele andere groepen toetraden) en kleinere verenigingen verkregen nooit de betekenis en het aanzien van het N.I.v.A. Ook deze verenigingen namen de opleiding ter hand en nemen examens af.

De opleiding geschiedt thans langs universitaire weg (Nederlandsche Econ. Hoogeschool te Rotterdam (sinds 1926), de Ec. Faculteit aan de Universiteit van Amsterdam (sinds 1929) en de Kath. Ec. Hoogeschool te Tilburg (sinds 1930) en langs „verenigingsweg”, d.w.z. door studie onder leiding van een der genoemde verenigingen.

Het N.I.v.A. heeft sedert de oprichting geijverd voor een wettelijke regeling van het beroep en bracht reeds in 1900 een ontwerp voor een zodanige regeling tot stand. Na de oorlog van 19141918, waarin het Accountantsberoep in Nederland onder stimulans van de bijzondere omstandigheden ten gevolge van de nodige verklaringen voor handel met het buitenland, oorlogswinstbelasting e.d. een grote vlucht had genomen, nam de regering het vraagstuk van de wettelijke regeling van het beroep opnieuw ter hand. In 1918 werd een staatscommissie ingesteld onder voorzitterschap van mr F. S. van Nierop, die in 1920 verslag uitbracht met o.a. een ontwerp van wet, dat de regering niet overnam. In 1925 werd op verzoek van minister dr H. Colijn door het N.I.v.A., de Ned. Bond van Accountants en de Ned. Organisatie van Accountants een nieuw ontwerp opgemaakt en in 1928 benoemde de minister een commissie onder leiding van mr A. Bijleveld om over het ontwerp advies uit te brengen. Ook het verslag van de commissie Bijleveld (1930) resulteerde niet in het gewenste resultaat. In 1939 echter kwam de Regering met een wetsontwerp tot vaststelling van regelen voor het accountantswezen. Na het voorlopig verslag volgde nog een gewijzigd ontwerp van wet in 1940, waarna de oorlog de gehele ontwikkeling tot stilstand bracht. Volgens dit ontwerp zullen in een Accountantsregister worden ingeschreven zij die voldoen aan bepaalde eisen van bekwaamheid en betrouwbaarheid voor de uitoefening van het accountantsberoep en die zich onderwerpen aan de bij deze wet gestelde regelen van toezicht en tucht. Dit accountantsregister wordt gehouden door een vereniging „Ned. Instituut van Register Accountants”, welke is opgericht door de voorzitters van het N.I.v.A. en van de V.A.G.A. Zo is in dit ontwerp gepoogd, in nauwe aansluiting op hetgeen in het vrije beroep is gegroeid, voldoende toezicht en invloed van de overheid mogelijk te maken op de zgn. Register-Accountants, welke daardoor bij het publiek speciaal vertrouwen zullen genieten. Daarnaast zou een ieder zich vrijelijk „Accountant” mogen blijven noemen.

Op initiatief van het N.I.v.A. werden in samenwerking met de zusterverenigingen, de Nederlandsche Bond van Accountants en de Nederlandsche Organisatie van Accountants, een eerste internationaal accountantscongres georganiseerd te Amsterdam in 1926. In 1929 had het tweede congres plaats in New York, in 1933 het derde te Londen en in 1938 het vierde te Berlijn.

L. HOGEWEG

Lit.: Gedenkboek van het Nederlandsch Instituut van Accountants 1895-1935; A. H. Woolf, A short History of Accountants and Accountancy; Dr A. Sternheim. Leerboek der accountancy; R. H. Montgomery, Auditing; Referaten met discussies van de accountantsdagen en van de studievergaderingen van hetN. I. v. A. ; Referattn en discussies van de Internationale Accountantscongressen 1926 Amsterdam, 1929 New York, 1933 Londen en 1938 Berlijn; Charter Harrison, Cost accounting to aid production; J. E. SpinosaCattela, Resultatenberekening op korten termijn; Dr L. H. Belle, Grondslagen der accountancy; Th. Limperg Jr, De beteekenis van de Accountantsverklaring in verband met de verantwoordelijkheid van den Accountant.

< >