is een administratief en bedrijfseconomisch deskundige. Het beroep, ontstaan in Engeland (z accountancy), dankt voornamelijk zijn opkomst aan de economische ontwikkeling na de industriële revolutie.
De groei van de onderneming bevatte te dezen aanzien belangrijke elementen, zoals splitsing tussen „eigendom” van de onderneming en „beheer” over de onderneming (de N.V. als juridische bestaansvorm), ingewikkelder administratieve en organisatorische verhoudingen e.d. De behoefte aan adviseurs en controleurs, als onafhankelijk deskundigen deed zich daarbij steeds sterker gevoelen. De eerste accountants waren vooral „boekhoudkundigen”, maar de controlerende functie trad al spoedig naar voren. Daarnaast werden adviezen verlangd op het gebied van de kostprijsberekening en financiering, in de discussie met de fiscus over balans- en winstproblemen, terwijl ook voor bijzondere onderzoekingen medewerking van accountants werd gezocht, zoals voor crediet-onderzoeken, schade-onderzoek, controle bij kartelovereenkomsten, vermogensbeheer, naleving van prijsvoorschriften etc. De opleiding voor accountant volgde nauwkeurig de steeds zwaardere eisen. Naast de leer van de administratieve organisatie en de leer van de controle bleek in toenemende mate de betekenis van de bedrijfseconomie voor den accountant. Uit de kringen der N.I.v.A.leden kwamen dan ook de eerste docenten aan de hogescholen en universiteiten in de „bedrijfshuishoudkundeDe accountant heeft thans vooral twee functies:
1. als factor in de inwendige organisatie van de bedrijfshuishouding;
2. als factor in het maatschappelijk verkeer.
Met de groei van de bedrijfshuishouding ontstond een differentiatie van de leiding en van de uitvoering en daarbij werd controle nodig van de leiding op de uitvoering. Een kostenvoordeel o.m. maakte het, behalve voor de allergrootste bedrijven, voordelig voor de controle, gebruik te maken van een verbijzonderde bedrijfstak, n.l. den openbaren accountant.
Naast deze functie vervult de accountant de functie van deskundigen vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer. Deze functie werd in feite de belangrijkste. De accountant, die als resultaat van zijn deskundige arbeid, een oordeel te kennen geeft, d.i. een accountantsverklaring afgeeft, wekt daarmede in het maatschappelijk vei keer vertrouwen in de betrouwbaarheid van de weergave van bepaalde verhoudingen. Vooral bij de N.V. treedt de accountant op als deskundige om de commissarissen het uitoefenen van hun toezichthoudende taak op de „beheerders” namens de „eigenaren” mogelijk te maken. De accountant treedt hierbij op als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer, het publiek, dat niet zijn opdrachtgever is. Dit geldt in het algemeen, zowel indien de accountant optreedt voor het publieke verkeer (b.v. verklaring in een jaarverslag), als voor het gesloten verkeer (bijv. verklaring voor credietonderzoek). Vooral Limperg analyseerde aldus scherp de ontwikkeling van de functie van den accountant om in verband daarmede de taak van den accountant te bestuderen en de verantwoordelijkheid van den accountant in relatie tot de afgegeven accountantsverklaring. In zijn referaat op het Internationale Accountantscongres te Amsterdam in ig26 „De beteekenis van de accountantsverklaring in verband met de verantwoordelijkheid van den accountant” formuleerde hij het eerst scherp zijn „leer van het gewekt vertrouwen”, welke niet naliet grote invloed op de ontwikkeling van het accountantsberoep in Nederland uit te oefenen. In deze leer gaat Limperg er van uit, dat de functie van vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer, niet genetisch, maar thans wel feitelijk, als „algemene” functie primair is boven eventuele andere specifieke functies. Deze functie van den accountant is een rationeel en dus noodzakelijk element in de maatschappelijke voortbrenging, maar daarmede wordt dan ook de taak bepaald, die de accountant moet verrichten om die functie economisch doelmatig te vervullen. Hier ontstaan moeilijkheden, mede in verband met het feit, dat de accountant voor het vervullen van zijn functie een opdracht nodig heeft. Een ander dan aan wier vertrouwen de functie haar inhoud ontleent geeft die opdracht, welke mede de specifieke functie van den accountant bepaalt. Volgens Limperg’s opvatting moet de functie van vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer zodanig worden vervuld, dat het vertrouwen, dat de accountant wekt met het aanvaarden van die functie, ook door het resultaat van de arbeid wordt gedekt. Immers, zou dit vertrouwen worden teleurgesteld, dan mist de functie haar reden van bestaan. Het vertrouwen wekt de accountant:
1. als soortgenoot, waarbij de groep van vakgenoten, waartoe de betrokken accountant behoort, schakeringen in de mate van vertrouwen aanbrengt;
2. individueel door het afgeven van een „accountantsverklaring”.
Deze verklaring, d.i. iedere beroepsmatige uiting van den accountant in rapport, door een handtekening of anderszins, is dus het instrument, waarmede de functie van vertrouwensman in het maatschappelijk verkeer werkt.
Als fundamentele eis stelt Limperg dan, dat „de verklaring geen groter vertrouwen mag wekken dan gerechtvaardigd is door de deskundigheid en arbeid, welke aan die verklaring ten grondslag liggen, overeenkomstig de norm, die in het maatschappelijk verkeer geldt.” De functie van den accountant is primair, deze bepaalt de taak en vindt een redelijke afspiegeling in de afgelegde verklaring. Volgens deze opvatting heeft de conventionele factor (de overeenkomst, de opdracht) dus slechts secundaire betekenis als constituerende factor voor de taak. De opdracht bepaalt slechts het doel van de opdracht en stelt daarmede de functie in. Daarna bepalen nog slechts objectieve, vaktechnische eisen de arbeidstaak van den accountant, waarin de opdrachtgever dus geen beperkingen meer kan aanbrengen.
Deze grondslagen voor de opvattingen van Limperg\ bleven niet zonder critiek, die zich vooral richtte op een onderstelde te ver doorgevoerde eis van zekerheid door Limperg geformuleerd, waarbij het economisch principe, dat het nut groter dan het offer moet zijn, in het gedrang zou komen. Daarnaast menen sommigen onderscheid te moeten maken in de „private” tegenover de „publieke” taak van den accountant. In de private taak wordt de accountant gesteld tegenover een kleine, hem bekende kring, waarbij hij grotere vrijheid geniet zijn arbeid naar de wens van den opdrachtgever te beperken, mits uit zijn verklaring duidelijk blijkt, welke, dan beperkte, verantwoordelijkheid de accountant aanvaardt. Het wordt door sommige critici onjuist geacht daarbij den opdi achtgever een ruimer opdracht af te dwingen dan hij zelf nodig en nuttig oordeelt.
De betekenis van de „leer van het gewekt vertrouwen” is bij de beantwoording van andere beroepsvragen eveneens van fundamentele betekenis geweest; bij al die vragen wordt de beantwoording steeds mede getoetst aan genoemde leer.
In het Reglement van Arbeid van het N.I.v.A., dat het eerst in 1910 bij de N.A.V. was ingevoerd, worden in enkele eenvoudige artikelen enige algemene normen voor de beroepsuitoefening geformuleerd.
L. HOGEWEG
Er bestaat in BELGIË geen wettelijke regeling van het accountantsberoep, zodat tot het optreden als accountant of expert-boekhouder geen speciale wettelijke vereisten worden gesteld. In tegenstelling met de Engels sprekende landen, is in België het accountantsberoep gedurende lange tijd verwaarloosd geworden. Thans echter vindt men meer en meer bedrijven, die regelmatig beroep doen op een expert-boekhouder. Zijn taak mag niet verward worden met die van den boekhouder of gewonen comptabel, die als bediende gehecht is aan een bepaalde onderneming. De boekhouder ontvangt in België zijn technische opleiding in het middelbaar onderwijs of in avondcursussen. Van den accountant of expert-boekhouder verwacht men echter een verder gedreven technische vorming, die hij verkrijgt in bijzondere onderwijsinrichtingen. De best aangeschrevene van die onderwijsinrichtingen is de Chambre Belge des Comptables te Brussel, met driejarige cursus. De Vlaamsche Vereeniging van Accountants te Antwerpen heeft ook leergangen ingericht. In feite hebben vele accountants een diploma ener Handelshogeschool.
PROF. DR G. EYSKENS