of slachthuis (openbaar) is een complex van gebouwen, bijna zonder uitzondering van gemeentewege opgericht, waarin met name aangeduid vee, waarvan het vlees bestemd is voor menselijk gebruik, moet worden geslacht, met verbod van slachten elders in de gemeente. Reeds in de oudheid (Romeinen) en de middeleeuwen waren openbare slachthuizen bekend.
Bij decreet van 1807 werd door Napoleon I de oprichting van enige abattoirs in Frankrijk bevolen. Als gevolg van het optreden van trichinenepidemieën, vleesvergiftigingen, de ontdekking van het verband tussen vinnen bij varkens en runderen en de lintwormen bij den mens werden in Duitsland abattoirs opgericht in de tweede helft der vorige eeuw. Ook in andere landen in Europa werd steeds meer tot het oprichten van abattoirs overgegaan. Als eerste in Nederland Rotterdam in 1883, Amsterdam in 1887. Zij hebben veel bijgedragen tot het oordeelkundig (pijnloos) en hygiënisch slachten der dieren.Oorspronkelijk werden sommige abattoirs gesticht, waarvan de gebouwen, waarin werd geslacht, elk uit een aantal van elkaar gescheiden kleinere ruimten bestonden (kamersysteem). Dit systeem is geheel verlaten. In de moderne abattoirs worden de dieren in grote ruimten geslacht, waarbij een meer of minder ver doorgevoerde scheiding naar diersoort plaats vindt (halsysteem); hierbij kan een beter toezicht worden uitgeoefend en komen o.a. de hygiënische eisen beter tot hun recht. Behalve verschillende hallen voor slachting van het vee bestaat het gebouwencomplex uit een pens- of scheilhuis (voor het reinigen en van het vet ontdoen van magen en darmen), darmenslijmerij (verder reinigen en van het slijmvlies ontdoen der darmen), sterilisatielokaal (steriliseren van daartoe bestemd in rauwe toestand schadelijk vlees), ketelhuis (opwekken van stoom voor warmwatervoorziening), koelhuis (bewaren van vlees), lokaal voor keuring van ingevoerd vlees, vrijbank (verkoop van voorwaardelijk goedgekeurd vlees), laboratorium (bacteriologisch, serologisch, histologisch en chemisch onderzoek), veestallen, kantoorlokalen en allerlei aan particuliere ondernemers verhuurde lokaliteiten voor het uitoefenen van aan het abattoir inhaerente nevenbedrijven.
Aan een enkel abattoir is een destructor verbonden, waarin afgekeurde geslachte of gestorven dieren, vlees en organen onder hoge verhitting, worden onschadelijk gemaakt en verwerkt tot diermeel (dierlijke voedingsstof) en technisch vet.
De meeste destructoren zijn buiten het terrein van een abattoir gevestigd; van deze worden enige gedreven door particuliere ondernemers, de overige zijn in overheidshanden en daarvan berust de leiding geheel bij een dierenarts; alle staan echter onder algemeen toezicht van de veterinaire inspectie van de Volksgezondheid. Destructoren bevinden zich te Amsterdam, Purmerend, Barsingerhorn, Midwoud, Winterswijk, Uithoorn, Dordrecht, Hansweert, Son en Bergum, de eerste vijf zijn overheidsdestractoren.
De inwerkingtreding in 1922 van de Vleeskeuringswet, waarbij de keuring van slachtvee voor het gehele land verplicht werd gesteld, had de oprichting van talrijke abattoirs tot gevolg. Deze berust niet op wettelijke verplichting, doch evenals voor 1922 op het initiatief der betreffende gemeenten. In 1945 bedroeg het aantal openbare slachthuizen in Nederland 84 (1922: 25).
Lit.: A. Moreau, L’abattoir moderne; R. Stephen Ayling, Public Abattoirs; L. Schoenfelder, Schlacht- und Viehhöfe; H. Heiss, Schlacht- und Viehhöfe; L. Geijtebeek, Bijdrage tot de kennis van openbaren slachthuisbouw, overdruk uit „Gemeentewerken”, maandblad der afd. Zuid-Holland en Zeeland van de Bond van Hoofden van Gemeentewerken; H. H. Nijssen, Het Slachthuis.
BELGIË bezit abattoirs, die gewoonlijk verouderd zijn en nog volgens het kamersysteem ingericht (Brussel, Antwerpen enz.). Een van de eerste steden, die het kamersysteem invoerden, was Leuven. Het modernste en grootste abattoir bevindt zich te Gent, waar, evenals in andere plaatsen, gestreefd wordt aan deze inrichtingen koelinstallaties te verbinden, alsmede die installaties voor het verwerken van vet, afval, enz. In tegenstelling met Nederland zijn hier de destructie-installaties onafhankelijk van de abattoirs (vilbeluiken van Torhout, Denderleeuw, Schoten, enz.).
De keuringsveeartsen voor de abattoirs worden benoemd door de gemeente, evenwel met goedkeuring van de Regering; dit laatste geldt ook voor het keuringstarief. Behalve de gemeentelijke, bestaan er ook nog export-abattoirs, zoals te Zeebrugge, Oostende, enz., welke privaat-eigendom zijn, doch die aan dezelfde controle-maatregelen zijn onderworpen als de gemeentelijke abattoirs. De vleeskleuring is geregeld door de wet van 4 Aug. 1890 en door de Koninklijke Besluiten van 23 Mrt 1901 en van 30 Oct. 1937, de controle der abattoirs als geklasseerde inrichtingen door het Koninklijk Besluit van 15 Mei 1923. PROF. DR L. GEURDEN
Lit.: H. Martel, L’abattoir moderne, les techniques à préconiser in Biologie Médicale. I, 2-3-1946.