Gepubliceerd op 23-02-2021

Jezus

betekenis & definitie

zaligmaker, helper, redder, verlosser, (gr., van het hebr. Jesjoenga) of Jezus Christus (zie Christus), in de christelijke dogmatiek de tweede persoon van de goddelijke drie-eenheid of drievuldigheid, de eeniggeboren Zoon van God en God in alles gelijk, van eeuwigheid bestaan hebbende, niet geschapen maar, door God, zelf de schepper van alle dingen, de middelaar Gods en der menschen, die, om het gevallen menschdom met God te verzoenen, door een wonder-ontvangenis uit den Heiligen Geest de menschelijke natuur heeft aangenomen, geboren is uit de ifcaagd Maria, den mensch in alles is gelijk geworden, uitgenomen in de zonde, in der menschen plaats geleden heeft tot vergeving hunner zonden, gestorven is aan het kruis, ten derden dage uit den dood is verrezen, en opgevaren ten hemel, vanwaar hij terug zal komen op aarde om te oordeelen de levenden en de dooden.

Jezus, eenvoudig beschouwd als groote historische figuur, vormt volgens aller meening „het hoogtepunt van menschelijke grootheid” (E. Renan). Hij deelt de geschiedenis in twee tijdperken; aan gene zijde van zijn verschijnen liggen de oude tijden, aan de andere zijde de middeleeuwen en de nieuwere tijden, die aan zijn leer een moraal hebben ontleend, die den Ouden onbekend was. Er is geen tweede naam in de geschiedenis, waarvan een zoo grooten en zoo weldadigen invloed is uitgegaan. Ook zij die het dogma van zijn goddelijkheid en menschwording als vol van niet te ontwarren tegenspraak absoluut verwerpen en met de kerkelijke voorstelling van het doel zijns verschijnens ten volle hebben gebroken, blijven zijn ideale zielegrootheid erkennen en bewonderen.

In de christenwereld bestaan drieërlei opvattingen omtrent de persoonlijkheid en de beteekenis van Jezus: de r.-katholieke, de protestantsche en de rationalistische. De r.-katholieke (waarvan de protestantsche niet wezenlijk afwijkt), ontleend aan de 4 evangeliën, komt neer op het volgende. De oude wmreld was door zijn denkers en dichters voorbereid op een nieuwen tijd. De Joden, ingelicht door hun heilige boeken, verwachtten een messias, hun vaderen beloofd en door hun profeten lang tevoren aangekondigd. En op het tijdstip door de profeten aangegeven, in het laatste jaar van Herodes, koning der Joden bij de gratie der Romeinen, in de tweede helft der regeering van keizer Augustus, in het jaar 749 van Rome, werd Jezus te Bethlehem geboren uit de onbevlekte maagd Maria, naar den vleesche afstammelinge van koning David. Aangenomen zoon van Joseph, maar in waarheid zoon van God en vleeschgeworden Woord, had Jezus onder de menschen geen wmrkelijken vader. De kribbe in den stal die hem diende als wieg, wmrd allereerst bezocht door de geringen der aarde, door de herders, daarna door de rijken, de drie koningen of wijzen

uit het Oosten, dezen voorgegaan door een ster, genen uitgenoodigd door de engelen. Ontkomen aan den Bethlehemschen kindermoord (door Herodes bevolen uit vrees voor den nieuwen koning waarvan de oostersche wijzen hem hadden gesproken, zonder hem echter nader aan te duiden) en door de heilige familie (zie ald.) naar Egypte gebracht, kwam Jezus na den dood van Herodes met Maria en Joseph weer in Palestina terug. Te Nazareth in Galilea bracht hij zijn jeugd door, verheffende door zijn voorbeeld, als arbeider in de werkplaats van Joseph, de waardigheid van den arbeid, door de oudheid beschouwd als uitsluitend de taak van slaven. Op 30-jarigen leeftijd ving hij zijn openbaar leven aan, dat ongeveer drie jaren geduurd heeft. Gedurende dien tijd doorkruiste hij het joodsche land, inzonderheid Galilea, uit welks bevolking hij zich zijn twaalf discipelen koos, bezocht vier maal Jeruzalem, en predikte overal het koninkrijk Gods. Terzelfdertijd stelde hij de sacramenten in (volgens de r.-kath. kerkleer zeven, waarvan het protestantisme slechts twee, doop en avondmaal, heeft behouden); verder deed hij een menigte wonderen; genas zieken, maakte blinden ziende, dooven hoorende, wekte zelfs dooden op.

Bij het volk vond zijn prediking ingang, de groeten en machtigen, de Schriftgeleerden en Pharizeën, bevreesd voor hun macht en geërgerd door zijn gestrengheid jegens hun geveinsdheid, keerden zich tegen hem, en deden hem ten slotte gevangen nemen en ter dood veroordeelen. Onder smaad en verguizing op den Kalvariënberg (Golgotha) nabij Jeruzalem aan het kruis gestorven tusschen twee terzelfdertijd ter dood gebrachte misdadigers, werd Jezus door eenige vrienden begraven in de nabijheid van de plaats waar hij gekruist was. Maar op den derden dag stond hij op uit den dood, gelijk hij aan zijn discipelen voorspeld had, bleef nog veertig dagen temidden der zijnen, en voer daarna, volgens de evangelisten Markus en Lukas, buiten Bethanië onder de oogen van die bij hem waren ten hemel. Zijn discipelen, te Jeruzalem bijeen, werden tien dagen later, op het pinksterfeest, vervuld met den heiligen geest en begonnen daarop de leer van Jezus te verbreiden, allereerst te Jeruzalem, later ook daarbuiten (zie ook Christendom, en Bijbel).

De rationalistische kritiek ontzegt aan de evangeliën alle historische waarde. Sommige exegeten dezer categorie, allereerst Herder, Eichhorn en Paulus, nemen echter wel de feiten, door de evangelisten meegedeeld, aan, en verwerpen alleen het bovennatuurlijke daarin, de wonderen, of zoeken daarvoor natuurlijke verklaringen. Strauss vervangt de hypothesen zijner voorgangers in de dogmavrije kritiek door de theorie der mythe; volgens hem bevatten de evangeliën geen authentieke feiten, maar mythen, vruchten van den onbewusten arbeid der verbeeldingskracht. Baur verwerpt eveneens de goddelijkheid van Jezus, in wien hij echter een superieuren geest blijft zien. Ernest Renan, in zijn T'ie de Jésus, tracht uit de evangeliën een zuiver menschelijke levensbeschrijving van Jezus samen te stellen; in zijn conclusie stelt hij Jezus, ontdaan van zijn aureool van menschgeworden zoon van God, voor als een sublieme persoonlijkheid, die goddelijk kan worden genoemd in den zin dat hij het menschdom het dichtst bij het ideaal van het goddelijke heeft gebracht. Rodrigues ziet in Jezus slechts een politieke agitator, die zijn mislukte poging om een opstand te verwekken tegen de romeinsche overheersching met het leven boette.

De hoofdpunten der eigenlijke leer van Jezus zijn vervat in de bergrede en verder in een reeks verwante spreuken en gelijkenissen. Zij heeft niet het karakter eener beredeneerde theorie, maar spreekt onmiddellijk tot gemoed en geweten. Wat de mensch eerst en bovenal moet zoeken is het koninkrijk der hemelen en zijn gerechtigheid. In dat rijk heeft uitsluitend het reine, dat niet zichzelf zoekt, waarde, hoogste gebod is daar reinheid van hart, nederigheid, liefde jegens God en den naaste, dienende zelfverloochening, bereid alles te verlaten en te verliezen. In dat rijk ook zijn allen gelijk, zonen van den hemelschen vader, broeders onder elkander, ieder arbeidt naar kracht en gaven en allen ontvangen hetzelfde loon, die ter elfder ure komen worden niet minder geacht, openlijke ongehoorzaamheid gaat nog voor gehuichelde bereidwilligheid, eigengerechtigheid en geveinsde vroomheid.

Bibliographie: r.-kath. auteurs: de Ligny, Bistoire de la etc de notre Seigneur Jesu Christ (1774 en 1862), le Chartreux, la Grande rie de Jésus-Christ (uit het latijnsch vertaald door Augustin, 1885), Stolberg, Geschichte der Religion Jesu Christi (15 dln., Hamb. 1807— 18, voortgezet door Kerz en Brischer, tot dl. 53, Mainz 1825—64), Foisset, Bistoire de Jésus-Christ d’après les textcs contemporaine» (1855), E. Bougaud, Jésus-Christ (1884), Lesêtre Notre-Seigneur Jésus-Christ dans soit saiut Evangüe (1892), verder Veuillot (1864), Fouard (1881), Le Camus, Coleridge enz. Protestantsche auteurs: Neander, Das Leien Jesu Christi (1837, 7de dr., Gotha 1873), J. J. van Oosterzee, Bet leven van Jezus (3 dln. 1846—69), L. S. P.

Meijboom, Bet leven van Jezus, den Zoon Gods en den Zaligmaker der ivereld (3 dln. 1858), Farrar, The life of Chris! as represented in Art (1894), Stapler, Jésus-Christ, sa personne, son autorité, sou ceurre (o dln., Parijs 1898), O. Holtzmann, Das Leien Jesu (Tüb. 1901). Rationalistische auteurs: Paulus, Leben Jesu, als Grundlage eiuer reinen Gesehichte des Vrchristentums (2 dln., Heidelberg 1828), Renan, Vie de Jésus (Parijs 1863, 23ste dr. 1893), Strauss, Das Leien Jesu fiir das deutsche Volk bearbeitet (Lpz. 1864, 12de dr., Bonn 1902), Reville, Jésus de JS'azareth (2 dln., Parijs 1897), Hase, Das Leben Jesu (5de dr. 1865), dezelfde, Geschichte Jesu (2de dr., Lpz. 1891), Schenkel, Das Charakterbild Jesu (4de dr., Wiesb. 1874), Keim, Geschichte Jesu von Nazara (3 dln., Zurich 1872).