Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie A
- Aërometer
- Aëronaut
- Aëronautisch observatorium
- Aërophoon
- Aëroplaan
- Aëroscoop
- Aërostaat
- Aërostatiek
- Aërotherapie
- Aërotometer
- Aërotropisme
- Aesculaap
- Aesthesiometer
- Aesthetica
- Aesthetisch
- Aestuariën
- Aether
- Aetherisch
- Aethyl
- Aetiologie
- Af
- Afakkordeeren
- Afarbeiden
- Afbaarden
- Afbaarder
- Afbaarzen
- Afbabbelen
- Afbakenen
- Afbakken
- Afbanen
- Afbarsten
- Afbasten
- Afbedelen
- Afbeelden
- Afbeelding
- Afbeeldsel
- Afbeenen
- Afbeitelen
- Afbellen
- Afbersten
- Afbestellen
- Afbetalen
- Afbetalingscontract
- Afbetalingsmagazijn
- Afbetalingsstelsel
- Afbetten
- Afbeuken
- Afbeulen
- Afbeuren
- Afbiddelijk
- Afbidden
- Afbieden
- Afbiezen
- Afbiggelen
- Afbijten
- Afbikken
- Afbiljoenen
- Afbinden
- Afbinder
- Afblaaskraan
- Afblaaspijp
- Afbladderen
- Afbladen
- Afbladeren
- Afblaken
- Afblakeren
- Afblaren (1)
- Afblaren (2)
- Afblazen
- Afblijven
- Afblik
- Afblikken
- Afbliksemen
- Afblinken
- Afblokken (zich)
- Afbod
- Afboeken
- Afboenen
- Afboeren (zich)
- Afboeten
- Afboksen
- Afbonken
- Afbonzen
- Afboomen
- Afbootsen
- Afborduren
- Afborgen
- Afborstelen
- Afbotsen
- Afbottelen
- Afbotten
- Afbouw
- Afbouwen
- Afbouwhoogte
- Afbraak
- Afbraakkooper
- Afbraken
- Afbrand
- Afbranden
- Afbrandsel