Gepubliceerd op 30-08-2018

Afblijven

betekenis & definitie

AFBLIJVEN (bleef af, is afgebleven), (van pers.) van iem. of iets, of van eene bepaalde plaats verwijderd blijven : blijf van mijne kamer af ; dat slot kan er (n.I. van het opstel) wel af blijven;

— iem. of iets niet aanraken : blijf van de tafel, van eene spijs af;
—van iem. afblijven, hem niet aanraken om hem leed te doen, hem ongemoeid laten; (bij uitbr.) geen kwaad van hem zeggen: blijf van me af, of ik sla terug!;
— van iets af blijven, er zich niet mede inlaten;
— gedurende de geheele plechtigheid blijven de hoeden af, van het hoofd;
— de mantel kan wel afblijven, behoeft niet aan;
— het engagement is toch afgebleven, het kwam niet weer aan.

< >