Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie E
- Eentje
- Eentonig
- Eentonigheid
- Eenvervig
- Eenvoetig
- Eenvormig
- Eenvormigheid
- Eenvoud
- Eenvoudig
- Eenvoudigheid
- Eenwaardig
- Eenwerf
- Eenwinter
- Eenworm
- Eenzaadlobbig
- Eenzaam
- Eenzaamheid
- Eenzelvig
- Eenzelvigheid
- Eenzijdig
- Eenzijdigheid
- Eenzinnig
- Eenzinnigheid
- Eer
- Eerambt
- Eerbaar
- Eerbaarheid
- Eerbejag
- Eerbetoning
- Eerbetoon
- Eerbetuiging
- Eerbewijs
- Eerbewijzing
- Eerbied
- Eerbiedenis
- Eerbiedig
- Eerbiedigen
- Eerbiedigheid
- Eerbiediging
- Eerbiediglijk
- Eerbiedsbetuiging
- Eerbiedshalve
- Eerbiedwaard(ig)
- Eerbiedwaardigheid
- Eerbiedwekkend
- Eerdaags
- Eerder
- Eerdief
- Eergenoot
- Eergenote
- Eergevoel
- Eergierig
- Eergierigheid
- Eergister(en)avond
- Eergister(en)middag
- Eergister(en)morgen
- Eergister(en)ochtend
- Eergisteren
- Eerherstel
- Eerlang
- Eerlijk
- Eerlijks
- Eerloos
- Eerloosheid
- Eermetaal
- Eerroof
- Eerroofster
- Eerrovend
- Eerrover
- Eerschender
- Eershalve
- Eerst
- Eerstaanwezend
- Eerstbeginnende
- Eerstdaags
- Eerstejaars
- Eerstejaarsavond
- Eerstejaarsclub
- Eerstejaarsstudent
- Eerstejaarsstudente
- Eerstejaarsvergadering
- Eersteklasser
- Eersteling
- Eerstelinge
- Eerstens
- Eersterangs
- Eerstesteenlegging
- Eerstgeboorte
- Eerstgeboorte-recht
- Eerstgeboren
- Eerstgemeld
- Eerstgenoemd
- Eerstkomend
- Eerstvolgend
- Eertijds
- Eertje
- Eervergeten
- Eervergetenheid
- Eervol
- Eerw