Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie E
- Edelvalk
- Edelvolk
- Edelvrouw
- Edelwacht
- Edelweiss
- Edelzout
- Eden
- Edict
- Edictaal
- Edik
- Editie
- Editio (lat.)
- Editlo princeps
- Edle einfalt und stille grosse
- Edoch
- Edom
- Educatie
- Educt
- Ee
- Eed
- Eedaflegging
- Eedafnemer
- Eedafneming
- Eedbreuk
- Eedformule
- Eedformulier
- Eedgenoot
- Eedgenootschap
- Eedgespan
- Eedhelper
- Eedplichtig
- Eedsaflegging
- Eedverbond
- Eedweigering
- Eefje
- Eega(de)
- Eegde
- Eek
- Eekhakker
- Eekhoorn
- Eekhoornaapje
- Eekhoornbont
- Eekhoornmarmot
- Eekhoornvlinder
- Eekhorentje
- Eekhorentjesbrood
- Eekkatte
- Eeklaf
- Eekmolen
- Eekmolenaar
- Eekmulder
- Eekschiller
- Eekschuur
- Eekvisserij
- Eekzak
- Eel
- Eelt
- Eeltachtig
- Eeltachtigheid
- Eelterig
- Eelterigheid
- Eeltheid
- Eeltig
- Eeltknobbel
- Eeltlaag
- Eeltvorming
- Eeltzweer
- Eemter
- Een
- Een de kuiken
- Een lobbig
- Eenakter
- Eenarm
- Eenarmig
- Eenassig
- Eenbenig
- Eenbes
- Eenbladig
- Eenbloemig
- Eenbroederig
- Eencellig
- Eend
- Eendaags
- Eendachtig
- Eendagsvlieg
- Eendebout
- Eendegeel
- Eendekker
- Eendelijk
- Eendenbier
- Eendendoder
- Eendenei
- Eendengroen
- Eendenhagel
- Eendenhemeltje
- Eendenjacht
- Eendenkom
- Eendenkooi
- Eendenkroos
- Eendenkroosachtigen