m., g. mv.,
1. gevoel van bewondering om meerderheid, inz. op geestelijk of zedelijk gebied: eerbied voor iemand gevoelen; daar moet je eerbied voor hebben; eerbied voor het gezag; — als beleefdheidsterm: met alle, met verschuldigde eerbied; — akte van eerbied, akte die men passeert voor de kantonrechter, indien men tussen 21 en 30 jaren tegen de wil der ouders een huwelijk aangaat;
2. (veroud.) iem. eerbied betonen, bewijzen, hulde en eer.