(eerbiedigde, heeft geëerbiedigd),
1. eerbied gevoelen voor; eerbied bewijzen aan: gaarne eerbiedigen we onze directeur;
2. het bestaansrecht (van iets) erkennen en daarnaar handelen, ontzien, sparen: de mening van anderen moet men eerbiedigen; niet krenken of storen: ik eerbiedig uw smart, uw droefheid.