Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Eenzaam

betekenis & definitie

bn. bw. (eenzamer, -st),

1. alleen, zonder gezelschap, ver van anderen verwijderd: eenzaam wonen; een eenzaam huisje; — eenzame opsluiting, alleen in een cel; — met gedachte aan verlatenheid: hij bleef in zijn ouderdom eenzaam achter; een eenzaam leven leiden;
2. zonder gezelschap van anderen verricht of doorgebracht: een eenzame reis; zijn eenzame ouderdom;
3. onbezocht, stil: eenzame wegen; het eenzame strand.