Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Brabant (gouw)

betekenis & definitie

oorspronkelijk gouw en later hertogdom dat de Belg. prov. Brabant en Antwerpen en ook Noord-Brabant in Nederland (→ Noord—Brabant) omvatte.

Het hertogdom ontwikkelde zich uit het kleine graafschap → Leuven, waar Godfried I in 1106 van de Duitse keizer de hcrtogstitcl ontving. De eerste Brabantse hertogen consolideerden hun bezittingen door de macht van de plaatselijke heren te breken. In de 12e eeuw werden achtereenvolgens ingelijfd: het markgraafschap Antwerpen, het gebied tot aan de Ncder-Rijn alsmede een aantal heerlijkheden, nl. die van de Bertouts, van de graven van Aerschot e.a. Anders dan in Vlaanderen schikten de steden in Brabant zich gewillig onder het landsheerlijk gezag, omdat dit hun belangen diende. Speciaal streefden de Brabantse hertogen naar de controle over de grote landweg Keulen-Brugge. een belangrijke handelsroute. Hiermede hing de Brabantse expansie in Oostwaartse richting samen, die echter werd gedwarsboomd door de prins-bisschop van Luik, maar de hertog kon zich toch meester maken van Maastricht (1204), waar hij door de Luikse bisschop als medeheer werd erkend.

Na de slag bij → Woeringen (1288) kon hertog Jan I (1268—94) Limburg met Brabant verenigen. Sedert de 13c eeuw speelden de steden een belangrijke rol. Jan II (1294-1312) was verplicht de Keure van → Kortenberg toe te staan (1312), die onder Jan III (1312—55) werd aangevuld met het Vlaamse en Waalse Charter (1314). De voornaamste landskeure van Brabant dateert echter van 1356, toen Johanna van Brabant en haar man, Wenzel van Luxemburg, verplicht waren de → Blijde Inkomste te verlenen. Ondertussen was de uitbreiding van het gebied voortgegaan. In 1304 maakte Jan II zich meester van Holland bezuiden de Maas: Jan III veroverde Heerlen en Sittard op de heer van Valkenburg en Grave op de heer van Kuik (1323), maar moest bij de Vrede van -»Amicns (1334) gebied aan Gelre prijsgeven.

Na de → Brabantse Successieoorlog moest Johanna bij de Vrede van Aat (1357) Mechelen en Antwerpen aan Vlaanderen afstaan. In 1364 kocht Brabant het Land van Overmaze, Valkenburg en 's-Hertogenrade. In haar strijd met → Willem I van Gelre kreeg Johanna steun van haar aangetrouwde neef → Filips de Stoute, hertog van Bourgondië. die daardoor de erfrechten op het Brabantse bezit van de kinderloze Johanna voor zijn jongste zoon, Anton van Bourgondië, ontving, die 1406 Johanna opvolgde, bij welke gelegenheid Antwerpen en Mechelen aan Brabant terugvielen. Zijn opvolger → Jan iv (1415—27) slaagde erin, door zijn huwelijk met de Hollandse gravin → Jacoba van Beieren, Brabant en Limburg tijdelijk met Henegouwen, Holland en Zeeland te verenigen. Dit huwelijk strandde echter en → Filips van Sint-Pol (1427—30) volgde zijn broer Jan iv op in Brabant en Limburg. Bij de dood van Filips van Sint-Pol in 1430 erfde de Bourgondische hertog → Filips de Goede diens bezittingen.

Brabant was een deel geworden van de Bourgondische staat en zou later als zodanig mede opgenomen worden in het Habsburgse rijk. Sedert ca. 1530 kende Brabant een economische achteruitgang, daar de stedelijke lakennijverheid geen afzet meer vond. Als reactie op de Guldensporenslag (1302) was de volksklasse in Brussel, Leuven, ‘s-Hertogenbosch en andere steden in opstand gekomen. Anderzijds kende Antwerpen als handelsplaats een snelle opbloei, tot in de 16e eeuw de Godsdienstoorlogen ook hieraan een einde maakten. De Westfaalse Vrede (1648) bepaalde de grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Hierdoor werd het noordelijke gedeelte van het hertogdom Brabant, dat tijdens de Tachtigjarige Oorlog in Staatsbezit was overgegaan, als Staats-Brabant. aan de Noordncd.

Republiek toegewezen (als deel van de zgn. → Generaliteitslanden). In de Franse tijd (1795-1813) werd Oostenrijks-Brabant ontbonden en gesplitst in twee prov.: het dep. van de Dijle (huidige prov. Brabant. 1814-30 ‘Zuid-Brabant’) en het dep. van de Beide-Neten (huidige prov. Antwerpen). De titel van hertog van Brabant werd in België na 1830 gegeven aan de oudste zoon van de koning.Litt. J.David, Gesch. van Brab. (1855); C.Knctsch. Das Haus Brab. (4 dln. 1918—28): J.Laenen. Voorgesch. van het aartsbisdom Mechelen. Kerkelijk en godsd. Brab. 14e-16e eeuw (2 dln. 1935—36); J.Schouteden-Wery, Brab. (1951); M.Desittere, Bibliogr. repert. der oudheidk. vondsten in Brab. (1963); R.de Vleeschouwer.

L'arr. du Brab. sous l'occupation frany. 1794-95 (1964); A.Uyttcbrouck, Le gouvernement du Duché de Brabant au bas Moven Age (1975); tijdschriften: Bijdragen tot de Gesch. van het aloude Hertogdom Brabant. Brabantse Folklore.

< >