Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Mechelen

betekenis & definitie

Belg. stad in de prov. Antwerpen, aan de Dijle.

De oudste vermelding dateert van 870. Mechelen vormde sedert de 10e eeuw een Luikse enclave in Brabant, in leven gehouden door de Berthouds. heren van Grimbergen, die in de 13e eeuw getracht hebben zich van de Luikse soevereiniteit te ontdoen, waarin zij, met de hulp van de Brabantse hertog, slaagden. Begin 14e eeuw kon echter prins-bisschop Thibaut van Bar opnieuw de macht over de heerlijkheid veroveren. In 1333 verkocht → Adolf van der Mark Mechelen aan Lodewijk i van Nevers, graaf van Vlaanderen, die echter zijn rechten 1337 met hertog Jan m van Brabant moest delen. In 1356 kwam Mechelen in volle eigendom aan → Lodewijk II van Male, en werd nadien opgeslorpt in de Bourgondische erflanden. Mechelen had een belangrijke lakenhandel en industrie en was stapelplaats voor hout. haver en vis.

Tijdens de Bourgondische periode enig verval van de lakennijverheid en beknotting van de gemeentelijke vrijheden. Karel de Stoute vestigde er 1473 het Parlement van Mechelen als centraal gerechtshof, later vervangen door de → Grote Raad (1504). In 1507 vestigde landvoogdes → Margaretha van Oostenrijk zich te Mechelen en werd de stad tijdelijk de hoofdstad der Zuidelijke Nederlanden In 1559 werd Mechelen zetel van een aartsbisdom, met → Granvelle als 1e titularis.Na de dood van Margaretha van Oostenrijk kwam de stad in verval; Brussel verving haar als hofstad; Mechelen werd verwoest 1572, geplunderd 1580 en in de 18e eeuw herhaaldelijk door de Franse legers bezet; nam tijdens de Franse aanhechting actief deel aan de → Boerenkrijg: in 1798 werden er 41 boerenopstandelingen gefusilleerd.

Na 1830 kende Mechelen een geleidelijke economische opbloei: centrum voor spoorwegmateriaal. meubelfabricage en tapijtnijverheid. Beide wereldoorlogen brachten zware verwoestingen.

Litt. L.Godenne, Malines jadis et aujourd’hui (1908); J.Laenen, Gesch. van Mechelen tot op het einde der Middeleeuwen (1934); F.O.Hammée, Mechelen, oude hoofdstad van de Nederlanden (1949); J.Verbeemen, De vroegste gesch. van Mechelen (1954); L.T.Maes, Het parlement en de Grote Raad van Mechelen, 1473-1796 (1973); Hand. Kon. Kring voor Oudheidkunde v Mechelen (sinds 1889).