In de uitdr. op vinkenslag zitten, staan e.d., ongeduldig en gespannen zitten wachten om toe te slaan, zijn kans waar te nemen, zodra de gelegenheid zich voordoet; op de loer liggen; aan, op het vinkentouw zitten.
In de Kamer zaten wij op vinkenslag om den minister persoonlijk te spreken, maar ... hij dook nergens op, West-Vlaming 26/4/1930.
Vader was boven bij moeder en had mij aangesteld om de deur open te doen als er gebeld werd. Ik vond mijn functie gewichtig en boeiend, zat op vinkenslag voor de bel, en hoopte op veel bezoek, dat bevredigend opkwam, LEBEAU 1962, 20.